Omdat het een non-issue is en De Morgen het niet publiceert (and really, who can blame 'em?): een lezersbrief.
Er is veel te doen om ‘Avatar’, niet in het minst vanwege de hoeveelheid geld die de film al in het laatje heeft gebracht. En, toegegeven, voor een film die zich vrijwel integraal afspeelt op een andere planeet met drie meter lange mensachtigen als the good guys is dit een indrukwekkende verwezenlijking. Daar waar science-fiction en fantasy verhalen nog niet zo lang geleden tot de verguisde nerd subcultuur behoorden, zijn ze ondertussen een volledig geaccepteerd deel van de mainstream popcultuur, getuige ‘Avatar’. Maar hoewel het design uitmuntend is en de technieken die Cameron voor deze film ontwikkelde vooruitstrevend en grensverleggend zijn, is ‘Avatar’ op geen enkele manier “de Sergeant Pepper van de scifi”, zoals Tom Vandyck schreef.
Waarom? Omdat de driedimensionale visuele pracht ruimschoots gecompenseerd wordt door de eendimensionale personages die het stereotype verhaaltje bevolken. Het zijn (bijna) drie entertainende uren, zeker wel, maar ze zijn ongeveer even intellectueel stimulerend als een Michael Bay film. Daar is uiteraard niets mis mee, maar laten we niet te snel onder de indruk zijn van oude wijn in computer gegenereerde zakken. Na audio-visuele sci-fi als ‘Blade Runner’, de recente ‘Battelstar Galactica’ reeks of zelfs ‘The Man From Earth’ – ik zeg maar wat – is ‘Avatar’ niet veel meer dan een mooi, breedgeschouderd, maar ietwat debiel bastaardkindje.
Ben ik trouwens de enige die denkt dat de mensheid na het einde van de film gewoon terugkeert om het hele planeetoppervlak plat te bombarderen?
Folker Debusscher
donderdag, januari 14, 2010
zondag, januari 03, 2010
Negentien
Beste vriendinnen en vrienden,
Lief,
2009 is guller geweest tegenover mij dan ik had durven verwachten, maar wees gerust, ik ga hier geen lofzangen afsteken over wat u niet aangaat en nog minder interesseert.
Het mag dan wel niet het einde van het decennium zijn, mensen tellen blijkbaar graag van nul en bijgevolg worden we nu al verplicht om terug te blikken op de laatste tien jaar, die Time zonder blikken of blozen al the worst decade ever heeft genoemd.
Licht gênant, zoiets, hoewel veeleer voor Time magazine dan voor de afgelopen tien jaar, zeker als we heel onze tijdrekening in beschouwing nemen. Maar zelfs als we slechts een eeuw terugkijken, naar de tijd toen men de beurs nog echt liet crashen, de loopgraven nog vol mosterdgas hingen, de negers nog achteraan in de bus moesten zitten en de vrouwen nog braaf hun mond moesten houden. Nee, zo slecht was het nog niet, de afgelopen tien jaar, of toch niet slechter dan anders.
Maar los van het, altijd licht deprimerende, globale perspectief, kunnen we natuurlijk ook vanuit de iets hoopgevendere persoonlijke invalshoek kijken. Niet noodzakelijk naar de afgelopen tien jaar – laat de puberteit voor wat ze is, denk ik zo – maar naar waar we staan en waar we naartoe gaan. Het einde van het begin, lijkt het wel. De vorming is zo goed als afgelopen, de basisvaardigheden hebben we onder de knie en zo langzaamaan kunnen we niet langer alleen verbaasd en verdwaasd rondkijken terwijl de maatschappij krampachtig een evenwicht zoekt om, minstens pro forma, te voldoen aan de toevallig geldende normen en waarden. Toegegeven, ik sta hier waarschijnlijk nog verder vanaf dan elk van jullie, verdwaasd en verbaasd vanuit mijn veilige cocon die nog wel tot mijn volgende speech zal standhouden. Niettemin zie ik beelden van potentiële toekomsten, zowel de utopische als de dystopsiche, als de vele mogelijkheden er tussenin.
We zijn ondertussen bijna met zeven miljard mensen, wat tot gevolg heeft dat wij, niet-publieke individuen, een beperkte invloed hebben op de wereld buiten onze onmiddellijke omgeving. Maar de invloed die we wel hebben, en die is er zeker, dienen we wel aan te wenden, niet slechts voor onszelf, wat voor de hand ligt, maar ook voor de rest van onze soort, diegenen die er al zijn en diegenen die nog zullen komen. Kopenhagen, als vers in het geheugen liggend voorbeeld, was een vrij pijnlijke bedoeling, maar kunnen we beter zien als een aansporing voor onszelf, dan dat we ontmoedigd onze schouders ophalen en een verontschuldigend gezicht opzetten wanneer we onze kinderen onder ogen moeten komen.
Ik ga niemand vertellen wat te doen, dat durf ik niet in een gezelschap als dit, maar evenmin zou ik weten waar te beginnen. En dus begin ik bij mezelf en steun ik op jullie om de vluchtige hoop, bij momenten niets meer is dan een eenzaam kooltje tussen de asse, opnieuw aan te wakkeren. Het afgelopen jaar zijn jullie daar wonderwel in geslaagd en ik heb er vertrouwen in dat dit in 2010 niet minder het geval zal zijn. Dus, bij deze, een gelukkig nieuwjaar.
Lief,
2009 is guller geweest tegenover mij dan ik had durven verwachten, maar wees gerust, ik ga hier geen lofzangen afsteken over wat u niet aangaat en nog minder interesseert.
Het mag dan wel niet het einde van het decennium zijn, mensen tellen blijkbaar graag van nul en bijgevolg worden we nu al verplicht om terug te blikken op de laatste tien jaar, die Time zonder blikken of blozen al the worst decade ever heeft genoemd.
Licht gênant, zoiets, hoewel veeleer voor Time magazine dan voor de afgelopen tien jaar, zeker als we heel onze tijdrekening in beschouwing nemen. Maar zelfs als we slechts een eeuw terugkijken, naar de tijd toen men de beurs nog echt liet crashen, de loopgraven nog vol mosterdgas hingen, de negers nog achteraan in de bus moesten zitten en de vrouwen nog braaf hun mond moesten houden. Nee, zo slecht was het nog niet, de afgelopen tien jaar, of toch niet slechter dan anders.
Maar los van het, altijd licht deprimerende, globale perspectief, kunnen we natuurlijk ook vanuit de iets hoopgevendere persoonlijke invalshoek kijken. Niet noodzakelijk naar de afgelopen tien jaar – laat de puberteit voor wat ze is, denk ik zo – maar naar waar we staan en waar we naartoe gaan. Het einde van het begin, lijkt het wel. De vorming is zo goed als afgelopen, de basisvaardigheden hebben we onder de knie en zo langzaamaan kunnen we niet langer alleen verbaasd en verdwaasd rondkijken terwijl de maatschappij krampachtig een evenwicht zoekt om, minstens pro forma, te voldoen aan de toevallig geldende normen en waarden. Toegegeven, ik sta hier waarschijnlijk nog verder vanaf dan elk van jullie, verdwaasd en verbaasd vanuit mijn veilige cocon die nog wel tot mijn volgende speech zal standhouden. Niettemin zie ik beelden van potentiële toekomsten, zowel de utopische als de dystopsiche, als de vele mogelijkheden er tussenin.
We zijn ondertussen bijna met zeven miljard mensen, wat tot gevolg heeft dat wij, niet-publieke individuen, een beperkte invloed hebben op de wereld buiten onze onmiddellijke omgeving. Maar de invloed die we wel hebben, en die is er zeker, dienen we wel aan te wenden, niet slechts voor onszelf, wat voor de hand ligt, maar ook voor de rest van onze soort, diegenen die er al zijn en diegenen die nog zullen komen. Kopenhagen, als vers in het geheugen liggend voorbeeld, was een vrij pijnlijke bedoeling, maar kunnen we beter zien als een aansporing voor onszelf, dan dat we ontmoedigd onze schouders ophalen en een verontschuldigend gezicht opzetten wanneer we onze kinderen onder ogen moeten komen.
Ik ga niemand vertellen wat te doen, dat durf ik niet in een gezelschap als dit, maar evenmin zou ik weten waar te beginnen. En dus begin ik bij mezelf en steun ik op jullie om de vluchtige hoop, bij momenten niets meer is dan een eenzaam kooltje tussen de asse, opnieuw aan te wakkeren. Het afgelopen jaar zijn jullie daar wonderwel in geslaagd en ik heb er vertrouwen in dat dit in 2010 niet minder het geval zal zijn. Dus, bij deze, een gelukkig nieuwjaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)