woensdag, mei 31, 2006

Sf zonder titel (5)

Hmmm, het lijkt langer te worden dan verwacht, maar ja, het verhaal beslist zelf, de schrijver schrijft maar...


Er ging bijna twee uur voorbij voor Nathan de woonkamer opnieuw betrad. Het was niet dat hij zoveel te doen had in de slaapkamer, maar eerder dat hij niet wou zien hoe er werd... opgeruimd. Hij had zich rustig omgekleed en kon het niet laten om ondertussen af en toe een blik in de spiegel te werpen. Niet dat hij ijdeler was dan de meesten, maar het uniform ontlokte altijd de romantische gedachtegang van de avonturen die hij als kind las; donkere ridders met een witte ziel, die de mensheid behoedden van zichzelf zonder dat iemand het ooit wist. Maar zo zat de wereld niet in elkaar, er was geen zwart-wit moraliteit en hij vroeg zich af hoe die ridders zouden denken over de opdracht die voor hem lag. Misschien zouden ze hem wel als een bedreiging zien. Hij keek nogmaals in de spiegel; strakke laarzen van mat, zacht rubber, een even donkere, strakke jumpsuit met kevlar bescherming op zijn bovenarmen- en benen en op zijn romp, de handschoenen die dun en stevig waren aan zijn handen en een stuk dikker rond zijn bovenarmen en het nauwsluitende vest waar al zijn gereedschappen veilig in weg zaten. Goed of slecht, zwart of wit, hij zag er goed uit. Zijn polscomputer had hij uitgedaan en op het nachtkastje gelegd – haar nachtkastje – maar nu pakte hij het op en trok het kabeltje aan de zijkant ervan er een eind uit. De alles-in-één polscomputers waren je van het momenteel en iedereen met genoeg geld had er één, maar Nathan stond al een stap verder; die stap was echter nog niet officieel goedgekeurd, behalve voor enkele proefpersonen en een stuk of wat op papier onbestaande elite soldaten van de overheid – hoewel bij die laatste ‘goedgekeurd’ een tamelijk hol woord was. Hij trok een stuk synthetisch vel los aan de onderkant van zijn nek en stak het uiteinde van de kabel in de toegangspoort die erachter lag verborgen. Een enkele gedachte was genoeg om alle data van de polscomputer over te zetten naar zijn intern mainframe dat, vanwege de verplichte scans die ruimtereizen met zich meebrachten, geformatteerd en uitgeschakeld was geweest. Er kwam geen fysieke sensatie bij kijken, maar de informatie die aan een snel tempo zijn hoofd binnenstroomde, gaf hem een gevoel van zelfzekerheid, zelfs van macht. Kennis wàs macht, dat wist iedereen, maar de nadruk lag niet meer uitsluitend op de hoeveelheid, want alle informatie was in wezen voor iedereen beschikbaar; de snelheid waarmee deze opgevraagd kon worden was echter minstens even belangrijk geworden, en Nathan dacht niet dat er nog veel sneller manieren mogelijk waren, laat staan reeds bestonden. Hij wierp de polscomputer op de kleren in zijn openstaande aktetas en klapte deze toe.

All is well that ends well

Het vervolg van de Sf zonder titel zal nog even op zich moeten laten wachten, daar ik het nog moet verzinnen en neerschrijven en er andere, iets belangrijkere dingen mijn leven beheersen momenteel. Herinnert u zich echter nog de mail die mijn vader naar aanleiding van onze 'gestolen' auto had rondgestuurd? Well, for your entertainment, ladies and gentlemen, I am proud to present: the Stolen Car pt. II, 'Zie hem daar staan met z'n nieuwe nummerplaat'.

Beste mensen
Vooreerst mijn excuses aan de mafia, wiens goede naam ik onterecht in opspraak heb proberen te brengen. En mijn excuses aan de politie, die zo hard heeft moeten typen op hun gammele pc's, en seinen, en ontseinen, en verhoren, en afschriften maken, en een nummerplaat schrappen, en achter onbestaande boeven hollen. En mijn excuses aan jullie allemaal voor het aantrekken van emoties rond een prulle-incident.
Natuurlijk was de Xsara niet gestolen. Wie steelt nu zoiets, tegelijk goed beveiligd en niet echt interessant op boevenmarkt. En naderhand is de ontknoping vanzelfsprekend. Alleen, niemand vond hem, en het e-mailtje heeft gewerkt. Folker heeft het op z'n weblog geplaatst. Na drie dagen kwam het verlossend telefoontje. Nick Hastir - hij is de ware held van deze geschiedenis - in een gebald moment van trefzekere communicatie, Baden Powelliaanse goede daden, medeleven en argeloze alertheid signaleerde de auto in de schaduw van de zigurat van een Franse multinational aan de overkant van de Amerikalei. De Xsara is daar achtergelaten in een moment dat herinnering, nacht, sfeer, universum samen met de dauw neerslaan in wazigheid. Geen wonder dat niemand zich nog iets kon herinneren, laat staan die herinnering beredeneren.
Het loeder heeft zich daar drie dagen gedeisd gehouden en niet gemoefd. Het heeft verse verzekeringspapieren, een nieuwe nummerplaat, een nieuw inschrijvingsbewijs, een verse bewonerskaart gekregen, en staat nu nog te blinken in de straat ook! Zo waren auto's vroeger toch niet, of vergis ik mij? Ik heb hem niet streng toegesproken, want dat zou zich tegen mij keren. Maar ik hou hem wel beter in de gaten sindsdien.
De zoen van de week gaat evenwel naar venetiaans blonde hulpagente met de milde sproeten. Zij was geflankeerd door twee ijverige parkeerwachters. Toen ik haar het relaas deed van mijn zoektocht door de sector - meteen haar sector - drukte zij met haar sterk met kohl aangezette ogen het medeleven uit dat ik toen nodig had, en dat door de kohlrandje eigenlijk beter werkte dan bij een gewoon flets opgemaakte hulpagentenblik. Het lijkt onbenullig, maar zoiets maakte alles toen veel draaglijker. Zo zie je maar!
Hier past dan ook een nadrukkelijke knipoog
Herman

maandag, mei 29, 2006

zondag, mei 28, 2006

Sf zonder titel (4)

Het appartment lag bijna aan de top van een van de vier wolkenkrabbers die het centrale plein van koepel 7 domineerden. Op het moment dat hij de voordeur opende, vloog Sansa in zijn armen. Nathan liet zijn aketas op de grond vallen en beantwoordde haar hongerige kussen met een schijnbaar even grote passie. Een deel van hem was dankbaar dat hij geen afscheid zou moeten formuleren, dat hij dit als afscheid kon laten gelden, maar hij wist dat ze hem nooit zou loslaten. Ze lagen al snel op de vloer, zij bovenop hem, half gekleed, de juiste plekken ontkleed. Zijn ogen waren op haar gericht toen hij bij haar binnendrong, net als zijn gedachten; enkel op haar. Dat was hij Sansa nog wel verschuldigd, vond hij, één keer als man en vrouw en niet als... anders. Ze kreunde luid toen ze haar hoogtepunt naderde – “Oh, Nathan!” – en kromde haar rug naar achter. Hij vond het overdreven theatraal, maar liet niets merken. Na afloop liet ze haar hoofd op zijn borst rusten, hun ademhaling zwaar.
“Ik hou van je, Nathan.”
Hij glimlachte en legde zijn handen op haar gezicht. ‘Vaarwel, Sansa, je had beter verdiend.’ dacht hij, maar zei enkel “Ik hou ook van jou, lieve Sans.” Met een korte ruk brak hij haar nek. Het was de beste dood die hij haar had kunnen bieden. Hij duwde haar lichaam van zich af, trok zijn boxershort omhoog en knoopte zijn broek vast. In zijn aktetas zat een klein capsule, ongeveer ten grote van zijn duim. Hij draaide een van de helften een kwartslag en uit het uiteinde schoot een lange, dunne naald. Deze duwde hij in haar buik, vlak boven haar navel. Nathan wierp een laatste blik op het lichaam van zijn vrouw en trok zich vervolgens met zijn aktetas terug in de slaapkamer. Het was negentien uur vierendertig.

zaterdag, mei 27, 2006

Sf zonder titel (3)

Met een doffe bons kwam de lift tot stilstand. Terwijl de passagiers als een kudde vee naar de brede deuren stroomden, bleef Nathan rustig zitten. Hij plaatste het oortje terug in zijn oor en haalde ook het tweede oortje, zonder microfoon, uit zijn polscomputer en stak het in zijn rechteroor. Zijn vingernagel gleed door de muziekbestanden die hij meehad en tikte twee keer op ‘Beethoven’ en vervolgens op ‘Symfonie Nr 5’. Zijn linkerhand volgde onbewust de vingerzetting van de eerste viool partij. Nu bijna iedereen de lift had verlaten, pakte Nathan zijn aktetas en wandelde naar buiten. Hij hield niet van massa’s en liep snel langs de mensen die op hun bagage wachtten; de aktetas was alles wat hij bij had. Toen hij het grondstation verliet, draaide hij zich om en zag hoe de lift opnieuw begon te stijgen. Ver boven hem passeerde de cabine de onderste sluisdeur van de lange koker die uit de top van koepel 1 neerhing – een reusachtige luchtsluis. De sluisdeur sloot zich onmiddellijk hermetisch rond de dikke kabel die erdoor liep en de lift schoot zonder te vertragen verder naar het ruimtestation om de passagiers uit derde en vierde klasse naar het planeetoppervlak te brengen. De artificiële zon die op de binnenkant van de koepel geprojecteerd werd, deed Nathan onaangenaam aan. Elke keer als hij van de aarde kwam, duurde het bijna een week voor hij zich comfortabel voelde onder het onnatuurlijke hemelgewelf. Maar deze keer zou hij al sneller weg zijn; gelukkig. Het gebrek aan een echte hemel was niet het enige dat hem stoorde aan de kolonie. Hij stak de brede, lege laan voor het grondstation over, tussen de grote platanen die de weg flankeerden, naar een gebouw waar in grote letter ‘Transport’ opstond. Er was geen persoonlijk vervoer op Mars, enkel geautomatiseerde taxi’s die via het ondergronds sporennet passagiers van en naar alle koepels brachten. Nathan hield ervan om zelf te rijden of, als de weersomstandigheden goed waren, te vliegen. Het idee om gereden te worden, zeker door een machine, stond hem niet aan; vanwege het gebrek aan controle, vermoedde hij. Maar er was niets aan te doen. De Terraanse overheid had besloten dat het risico op verkeersongelukken die de koepels konden bedreigen te groot was, en dus was Nathan nu verplicht om af te dalen tot vijf meter onder de grond, waar de rijen taxi’s op passagiers stonden te wachten. Het waren eivormige gevallen, volledig in titanium, met enkel een rond raampje in de deur. Tegenover de deur zat het bedieningspaneel, waar Nathan snel zijn bestemming op koos – ‘koepel 7’-‘derde kwadrant’-‘station Noord-Oost’. Hij zette zich op de zetels van synthetisch leer, terwijl de taxi op de rails werd neergelaten, nog een meter of drie onder het station. De rit zou niet lang duren, koepel 7 lag vlak naast koepel 1, en het magnetische spoor lag in een luchtledige tunnel, waardoor gemakkelijk hoge snelheden bekomen konden worden. Niettemin dimde Nathan de lichten en liet hij de muziek door het geluidssysteem van de taxi zelf spelen, waardoor hij zijn oortjes kon uitdoen. Nadat ze terug in de uitsparingen in zijn computer zaten, legde hij zijn aktetas op zijn schoot en klikte het centrale slot open. ‘De laatste keer.’ dacht hij, toen hij de gouden ring uit het kleine compartiment haalde en om zijn linker ringvinger schoof. Ze waren net geen jaar getrouwd; hun huwelijksverjaardag was overmorgen. ‘Dankbaar zijn voor de kleine dingen; geen dag te vroeg.’ De muziek eindigde abrupt op het moment dat de taxi stopte en naar het stationsniveau steeg. Een kort biepje van zijn polscomputer bevestigde de betaling en de deur schoof geruisloos open.

vrijdag, mei 26, 2006

Sf zonder titel (2)

De grote lift die hen naar het oppervlak van Mars zou brengen, was een achthoekige kamer met een doorsnede van om en bij de vijftig meter. Doorzichtige wanden kwamen hoog boven hem samen rond een koker die van de vloer naar het plafond liep; daarin zat de kabel, drie meter dik, die het ruimtestation met het grondstation verbond. Nathan zette zich in een van de zeteltjes tegen de wand en legde zijn aktentas op zijn schoot. De lichte nervositeit die een identiteitscontrole hem altijd verschafte, was verdwenen en hij zuchtte nu hij dacht aan zijn opdracht. Hij had al veel missies met tegenzin uitgevoerd, maar deze keer was er meer dan tegenzin; hij voelde een walging van zichzelf die hij slechts met moeite kon onderdrukken. Nathan sloot zijn ogen en liet zijn hoofd zuchtend achterover leunen. Een korte tijd later kwam een steward langs om hem iets te drinken aan te bieden. Hij schonk een kop koffie in en nadat een kort biepje van Nathans polscomputer bevestigde dat het betaald was, reikte hij het aan. Nathan glimlachte naar de man en blies even in zijn koffie voor hij er een kleine slok van nam. De digitale klokken op de wanden van de centrale koker stonden allemaal op achttien uur en drie. Het zou nog bijna een halfuur duren voor alle passagiers uit de eerste en tweede klasse in de lift zaten. Hij pakte het oortje van zijn polscomputer en stak het in zijn oor. “Lena.” zei hij. Voor de telefoon aan de andere kan zelfs maar één keer kon overgaan, hoord hij haar stem.

“Dag, Nathan.”

“Is deze lijn veilig?”

“Natuurlijk, lieveling. Ik had je al een paar minuten vroeger verwacht.”

“Ik heb gewacht tot ze rondkwamen met het drinken. Wees gerust, alles gaat zo goed als we kunnen hopen.”

Lena zweeg even. “Ik mis je al,” zei ze toen, “en Henry mist je ook.”

“Ik jullie ook, meisje. Maar nu zal het niet lang duren.”

“Zorg maar dat je op tijd terug bent voor zijn verjaardag. Heb je de opdracht al doorgenomen?”

“Ja. Hoe laat mag ik de anderen verwachten.”

“Om tweeëntwintig uur dertig komen ze naar je thuis. Tegen dan moet je daar al...” ze aarzelde, “opgeruimd hebben.”

Nathan zuchtte. “En verder?”

“Alys vertelt het specifieke plan.”

“Goed. Ik contacteer je wanneer iedereen er is.”

“Kom veilig terug, Nat.”

“Natuurlijk, meisje. Ik hou van je.”

Hij verbrak de verbinding en nam een slok van zijn koffie. Zijn vingernagel gleed over het schermpje van zijn polscomputer op zoek naar de naam van zijn vrouw en tikte uiteindelijk twee keer op ‘Sansa’. De telefoon ging vier keer over voor ze opnam.

“Dag, lieverd. Bel je om te zeggen dat je nog langer wegblijft?”

“Integendeel, ik ben net geland, Sans.” Hij kon horen hoe ze glimlachte.

“Eindelijk. Hoe was het op de Aarde?”

“Niet interessanter dan anders. Over een uurtje ben ik thuis. Zal jij er ook zijn?”

“Wat denk je zelf? Alsof ik iets belangrijker te doen zou hebben. Jij, Nathan Kinter, jij bent alles wat belangrijk is.” Nathan schudde licht zuchtend zijn hoofd.

“Dan sluit ik je over een uur in mijn armen, lieve Sansa.”

“Ik kan niet wachten. Tot zo, lieverd.”


“Tot zo.” Hij nam het oortje in zijn hand en sloot zijn ogen. Een deel van de passagiers uit de tweede klasse was ondertussen aangekomen in de lift. Het zou niet meer lang duren; de klokken stonden op achttien uur zeventien. Een jongetje, niet ouder dan negen jaar, gluurde van achter de centrale koker naar Nathan. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin, alsof hij hem aan het bestuderen was. Nathan glimlachte en knipoogde naar de jongen, waarop die terug achter de koker verdween. Hopelijk woonde hij niet in koepel 7. Nathan ritste zijn colbertje half open en haalde een plat doosje van gepolijst staal uit zijn binnenzak. Hij drukte op het kleine langwerpige knopje aan de zijkant, waarop het doosje open klapte, en haalde er een sigaret uit. Op zijn armleuning zat een schakelaar met daarop het symbool van een brandende sigaret. Een afzuigsysteem schoof van de achterkant van zijn stoel naar de ruimte boven zijn hoofd. Nathan stak de sigaret in zijn mond en hield het uiteinde kort in het ronde gat aan de bovenkant van het sigarettendoosje. De rook die hij uitademde werd onmiddellijk door de zacht zoemende machine weggezogen. Hij nam nog een slok van zijn koffie en probeerde zich te ontspannen, maar de opdracht bleef door zijn hoofd spoken. Als de dood van één kind... Nee, zijn geweten moest wachten. Morgen zou hij het wel sussen. Het is altijd makkelijker om vergeving te vragen, dan om toestemming te krijgen.

donderdag, mei 25, 2006

Sf zonder titel (1)

Beter laat dan nooit, zeker. Wat betreft de mogelijkheid tot interplanetair bellen: ik weet niet of het eigenlijk wel mogelijk is, maar ik heb het nodig, dus dat blijft erin. Voor de rest, leest u zelf maar.


“Nee.” Onverbiddelijk.

Nathan zuchtte.

“Is er iets mis, Nathan?” De stem klonk geërgerd.

Hij schudde zijn hoofd. “Nee, alles zal gebeuren zoals u zegt.”

“Goed, je weet wat er van afhangt. Twaalf uur en geen sporen. Contacteer Lena zodra je van boord bent.”

“Jawel.”

Nathan verbrak de verbinding en stak het oortje met de microfoon terug in de uitsparing aan de onderkant van zijn polscomputer. Hij wreef in zijn ogen en keek uit het raam van zijn cabine. Eerst waren er enkel sterren te zien, maar al snel kwam de rode planeet in zicht. Hij herinnerde zich nog hoe de planeet er voor de kolonisatie had uitgezien, een ononderbroken vlakte van een magisch oranjerood. Ondertussen, amper vijftien jaar later, strekten de reusachtige habitatkoepels van Mars 1 zich uit zover hij kon zien; het waren er al meer dan vijftig, elk van hen groter dan wat men in de 21ste eeuw nog steden noemde. Ze deden Nathan altijd denken aan reusachtige doelwitten, door de twee steunbalken – het enige tastbare aan de koepels – die over de middellijn liepen en in het midden, hoog boven het oppervlak samenkwamen in een rechte hoek. De koepels waren onderling verbonden door ondergrondse wegen, zodat ze van bovenaf gezien allemaal op zichzelf leken te staan. In de rode aarde ertussen waren reeds de eerste, schuchtere sporen zichtbaar van het ecosysteem dat werd opgebouwd. Het zou echter nog tientallen jaren duren voor de atmosfeer voldoende dik was om buiten de habitatkoepels te leven.

“Dames en heren, binnen enkele ogenblikken zullen wij koppelen met het ruimtestation Vlerin. Hiervoor zullen wij onze zwaartekrachtgenerator tijdelijk moeten uitschakelen. Gelieve uw gordel om te doen en deze om te houden tot het licht boven de deur groen is. Zorg ervoor dat u niets vergeet en wacht met het verlaten van uw kabine tot u gehaald wordt. We hopen dat u een aangename reis heeft gehad en wensen u een prettig verblijf op Mars. TransSol dankt u voor het gebruik van onze diensten.”

Nathan klikte de vierpuntsgordel vast en probeerde zich te ontspannen. Ruimtereizen op zich vond hij geen probleem, maar gewichtsloosheid was niet iets waar hij van hield. Het licht boven de deur werd rood en ook nu weer voelde hij zijn maag protesteren op het moment dat zijn balpen in zijn borstzakje begon rond te drijven. Te laat besefte hij dat hij de pen eruit had moeten halen, maar het kwaad was geschied en op zijn hemd vormde zich een zwarte vlek. Vloekend smeet hij de pen in het vuilbakje tegen de wand. ‘Meer dan dertig keer heen en weer dit jaar en steeds dezelfde fouten. Word je oud, jongen?’ dacht hij verbitterd. Vroeger werd er nog voor gewaarschuwd, maar sinds haast niemand nog pen en papier gebruikte, leek men het niet langer nodig te vinden. Nathan had echter te vaak meegemaakt dat electronische neergeschreven dingen die gewist waren, toch sporen nalieten en dat kon hij niet riskeren. Toen niet, en nu nog steeds niet. Met een gedempt gesis werd de druk over het hele schip aangepast aan het ruimtestation. Hij voelde het drukverschil in zijn oren en pakte een kauwgom uit het pakje in zijn zak dat hij enkel om die reden met zich meedroeg. Hij klikte zijn gordel los en ritste zijn zwarte colbert dicht om de vlek te verbergen. Het duurde niet lang voor er op de deur werd geklopt; een van de vele voordelen van de eerste klasse. Een knop op zijn armleuning opende de deur en Nathan stond op en pakte zijn aktetas.

“Meneer Kinter, als u mij wil volgen.” De jonge vrouw droeg een strak, diepblauw ruimtepak; ze had geen helm meer aan en haar handschoenen zaten keurig achter haar riem.

Nathan had het jammer gevonden dat de traditionele uniformen – die teruggrepen naar de tijd toen zelfs gewoon intraplanetair vliegen nog een privilege was – waren verdwenen. De nostalgie was het risico niet waard, maar hij miste de traditionele elegantie. De vrouw leidde hem door een lange, ovalen gang die baadde in een zacht, wit licht, afkomstig van lampen onder van de vloerpanelen. De sobere gezelligheid van de eersteklasse kabines moest hier wijken voor functionaliteit en veiligheid – de muren waren glad en hadden geen versieringen of uitstekend bedieningspanelen; ze werden enkel onderbroken door deuren, alles in zilverwit titanium. Voor en achter hem zag hij andere bemanningsleden passagiers naar de uitgang leiden, voornamelijk afzonderlijke mannen en vrouwen in maatpakken. De gang leidde hen naar een brede wenteltrap die rond de brede koker van de centrale koppeling liep. Geen van de passagiers sprak met de bemanningsleden die hen begeleidden; het waren voornamelijk zakenmensen en overheidspersoneel, routineuze reizigers. Ook Nathan zweeg, maar om andere redenen. Routine was een gevaarlijk iets, vond hij, het gaf een vals gevoel van veiligheid en liet zich niet makkelijk doorbreken. En hij heette helemaal niet Kinter. Hij dacht niet dat er nog één officieel document over was waar zijn echte achternaam vermeld stond. ‘Kinter,’ hield hij zichzelf voor, ‘ik heet Nathan Kinter. Ik bén Nathan Kinter. Existentiële overpeinzingen zijn voor later.’ Hij dwong zichzelf langzaam en gelijkmatig adem te halen op het moment dat ze onderaan de trap een grote, rechthoekige gang in het ruimtestation zelf inliepen. De meeste passagiers dachten dat de identiteitscontroles aan het einde van deze gang gebeurden, maar Nathan lette op de kleine, zwarte bolletjes in de hoeken van het plafond; oog- en gezichtsscanners. Als je de incheckbalie bereikt, ben je goedgekeurd. Toen de vrouw die hem begeleidde kort naar hem knikte, liet hij zijn ingehouden adem ongemerkt ontsnappen. Hij glimlachte naar de man die beleefd naar zijn ticket en identificatie vroeg en uploadde beide vanaf zijn polscomputer.

dinsdag, mei 23, 2006

Hopelijk moet ik mijn stemgedrag hier niet door aanpassen...

Take this test at Tickle


Your true color is Brown!
You're brown, a credible, stable color that's reminiscent of fine wood, rich leather, and wistful melancholy. Most likely, you're a logical, practical person ruled more by your head than your heart. With your inquisitive mind and insatiable curiosity, you're probably a great problem solver. And you always gather all of the facts before coming to a timely, informed decision. Easily intrigued, you're constantly finding new ways to challenge your mind, whether it's by reading the newspaper, playing a trivia game, or composing a piece of music. Brown is an impartial, neutral color, which means you tend to see the difference between fact and opinion easily and are open to many points of view. Trustworthy and steady, you really are a brown at heart.


What's Your True Color?

Brought to you by Tickle

[Edit: sorry voor al die nutteloze mailtjes, aan diegenen die er ontvangen hebben; negeer ze maar]

maandag, mei 22, 2006

Toekomstplannen

Vanaf morgen of overmogen (afhankelijk van de stand van de sterren, der dingen en mijn examens) mag u zich verwachten aan de proloog van mijn huidige verhaalproject. Speciaal voor u zal ik het opdelen in kleinere stukken, om de kans dat u het leest ietwat te vergroten; het is niet alleen tamelijk lang, maar ook science-fiction, dus de meeste mensen gaan toch afhaken met de woorden 'het is mijn ding niet'.
Ik zou het appreciëren moest u het lezen en eventueel zelfs (onderbouwde) kritiek geven. Ook op de theoretische mogelijkheden van de technologie die ik erin heb gestoken.

Maar dat is voor later, nu misschien even iets duidelijk stellen:
"Problemen in de (multiculturele) samenleving moeten niet onder de mat geveegd worden maar geanalyseerd en verholpen worden. Iedereen heeft daarbij een stem. Medemensen als minderwaardige wezens beschouwen of behandelen staat echter elke humane oplossing in de weg. Vlaanderen is multicultureel, of (democratisch) Vlaanderen zal niet zijn. Racisme en uitsluiting maken een samenleving kapot. Dit bestrijden is nu zelfs letterlijk een “kwestie van leven of dood”."

Lees en beslis zelf op 'Racisme is onze collectieve verantwoordelijkheid'.

zondag, mei 21, 2006

Better skill next time

Goed, mijn verhaaltje reikte amper tot aan de enkels van de winnaars van de literaire wedstrijd van MAZ, maar ja, leef, leer en evolueer. Oh, en de Xsara is terecht, dus u moet niet langer zoeken. Dank je, Nick.

De Schepper

Mijn meisje gilde, maar dat duurde niet lang.

Er wordt wel eens gezegd dat de schemering het meest magische moment van de dag is, en die avond was ik het er mee eens. Haar lichaam lag ineengezakt aan mijn voeten, zwart, vormloos, dood; maar haar bloed pulseerde in het zachte avondlicht. Ik knielde en veegde mijn dolk af aan haar sjaal. Een laatste golfje kwam uit haar opengesneden keel. Ik stak twee vingers in de wonde en daarna, rood gloeiend, in mijn mond. De metaalachtige smaak op mijn tong versterkte mijn euforie. “Zoete dromen, meisje.” Glimlachend veegde ik een druppel bloed van mijn lippen en viste een sigaret uit mijn binnenzak. Rustig ging ik het steegje uit en inhaleerde diep. Een politieauto reed voorbij en ik wuifde vriendelijk. Waarom ook niet? Uiteindelijk zouden ze me pakken, uiteindelijk zou het allemaal voorbij zijn, maar niet nu. Nee, niet nu.

Mijn adem wolkte wit. Ik trok mijn jas dichter om me heen en huiverde. Het was nog ver, want zij was niet de laatste. Ze was ook niet de eerste geweest, maar wel de belangrijkste. De verlossing was nog steeds buiten bereik, maar nu wel zo dicht dat ze haast tastbaar leek. Ik moest enkel nog de laatste, dunne draden die me verstrikten doorsnijden. Met een duim streek ik over het lemmet van de dolk in mijn jaszak. Het staal drong in mijn huid en ik glimlachte om de pijn, pijn die me deed beseffen wat ik al wist. Ik zou vrij zijn.

Het beeldscherm werpt een bleek schijnsel op het gezicht van de Schrijver; zijn gezicht lijkt op een doodshoofd, maar dat ziet hij niet. ‘Dit wou ik niet schrijven.’ Verward staart hij naar wat hij zojuist getypt heeft; hij drukt op ALT en F4 en er verschijnt een kadertje: ‘Do you want to save the changes to Document1?’ Zijn cursor gaat enkele seconden lang van ‘Yes’ naar ‘No’ en weer terug. Hij neemt een slok van zijn mok thee terwijl hij nerveus met zijn voet tegen zijn stoel tikt. De Schrijver wil het wel opslaan, maar iets verhindert hem, als een kalmerende hand op zijn schouder. ‘Het is toch maar een verhaaltje.’ denkt hij, licht geïrriteerd door wat hij niet begrijpt. Zijn cursor blijft op ‘Yes’ hangen, maar in plaats van te klikken staat De Schrijver op en opent de balkondeur. Hij vist een sigaret uit de borstzak van zijn hemd. Zijn aansteker zit in zijn achterzak, maar op het moment dat zijn vingers erlangs strijken, trekt hij zijn hand terug. Lena houdt hem tegen, zijn Lena, die gelooft dat hij al met roken is gestopt. ‘Ik moet je kunnen proeven,’ had ze gezegd, ‘Alleen jou.’ Glimlachend neemt hij de sigaret uit zijn mond. Als de Schrijver naar boven kijkt, ziet hij hoe een witte duif over het dak van het huis aan de overkant komt aangevlogen. Hij heeft nog nooit een witte duif gezien, enkel de vuil grijze exemplaren. Met een ongewone brutaliteit strijkt de vogel neer op de balustrade. De Schrijver wentelt zijn sigaret rond tussen zijn vingers, terwijl de vogel hem strak aankijkt. De kraaloogjes schieten even naar de computer en naar de tekst die niet de zijne lijkt te zijn; de ogen van de Schrijver volgen. Een vleermuis vliegt voor de maan en werpt een schaduw over de vogel. Als hij terugkijkt naar de duif is het verdwenen en lijkt ze zachtjes haar hoofd te schudden. De Schrijver huivert. “Het is maar een verhaaltje,” zegt hij stil, tegen zichzelf en tegen de duif, “en ik ben er nog wel trots op.” Een traan vloeit uit haar rechteroog. “Het is maar een verhaaltje.” mompelt de Schrijver weer. Dan schudt hij heftig zijn hoofd. Hij verfrommelt zijn sigaret en gooit die naar haar, waarop ze haast verontwaardigd opvliegt. ‘Zelfs een witte duif blijft toch maar een stomme duif.’ denkt hij. Als hij zijn balkondeur sluit, maakt een zwerm vleermuizen, die onzichtbaar onder een dakgoot had gehangen, zich los uit de schaduwen en vliegt de vogel achterna. Maar de Schrijver klikt op ‘Cancelen ziet enkel de tekst die hij niet heeft geschreven. Op het moment dat hij de tekst opslaat en verder schrijft, dwarrelt een witte, bebloede veer eenzaam door de koude nachtlucht.

De namen wervelden door mijn hoofd, de namen die me zouden bevrijden, de namen van de doden, de namen van de doden die nog leefden. Van die laatsten waren er niet veel meer over. Paint the town red, zoiets. Nooit had ik me zo vrij gevoeld; ik kon de glimlach niet van mijn gezicht halen. Nog maar twee. In het Oosten begon de lucht al vaalblauw te worden en mijn meisje was een half uur geleden in haar steegje door de politie gevonden. ‘Forget this lost Lenore!’ De stad bleef stil. Ik sloot mijn ogen en haalde diep adem. De geur van sneeuw in de lucht. Ik lachte luid; het zou een perfect sluitstuk worden, iets waar iedereen van droomt. Geen spijt, geen wroeging, geen waanzin. Maar bovenal, geen emotionele ketens, niemand meer waar ik om gaf, niemand meer die om mij gaf. Mijn ouders waren het moeilijkst geweest, maar dat was misschien omdat ze de eersten waren. Oefening baart kunst. Nog maar twee.

Ik wandelde de straat in waar hun huis stond. Ze woonden nog maar een paar maanden samen, die laatste dunne draden, in wat mijn tweede thuis was geworden. Een mooie cirkel, maar wat maak het uit. Ik stopte en draaide me om. Een witte duif zat op een verkeersbord – niet parkeren tussen negen uur ’s ochtends en zes uur ’s avonds. Ze keek me onderzoekend aan, haar kopje ietwat scheef. Langzaam ging ik door mijn knieën, zonder het oogcontact te verbreken. Mijn handen tastten over de stoep tot ik vond wat ik nodig had. De platte steen, ter grootte van mijn palm, lag goed in mijn hand. Het zou perfect geweest zijn om over water te ketsen, maar dat was niet mijn bedoeling. De duif kirde zachtjes terwijl ik terug opstond. Het zat allemaal in de pols; de steen raakte haar vlak boven de bek. Het beest leefde nog toen het de grond raakte, maar niet meer toen ik het kopje hondertachtig graden draaide. De krakende nekwervels klonken als een engelenkoor. Er waren er nog maar twee, maar niet lang meer.

Hoewel de Schrijver herkent wat hij getypt heeft, leest hij het nu voor de eerste keer. Hij leest en hij huivert. Lenore. Zijn ouders. Nee, zo’n dingen gebeuren niet, niet in het echt. Zijn ouders zitten beneden voor de televisie, net als anderhalf uur geleden. De Schrijver drinkt het laatste restje thee uit zijn mok en slaat de tekst op. Als hij naar beneden wandelt, hoort hij de Frans gedubde film al van op de trap en hij glimlacht om zijn eigen dwaasheid. Het doet hem denken aan de keren dat hij bij zijn ouders in bed was gekropen, doodsbang voor verhalen die hij zelf had bedacht. De Schrijver kan zich niet volledig ontdoen van het idee dat er vanavond iets vreemds is gebeurd, iets dat in niets lijkt op wat hij kent. Grinnikend haalt hij zijn schouders op. ‘Misschien is het mijn onbewuste genialiteit.’ Als hij de deur opent, valt zijn mok in scherven uiteen op het parket. Zijn moeder ligt met haar hoofd op de schouder van zijn vader, zoals zo vaak, iets wat de Schrijver altijd vertederend vond. Hun kleren flikkeren donkerrood in het licht van de televisie; het hoofd van zijn vader is helemaal achterover gevallen, zodat zijn opengesneden keel een gapend gat wordt. De Schrijver wil gillen, maar zijn maag draait zich om. Hij zet nog twee wankele stappen voor zijn benen onder hem bezwijken en hij overgeeft op het tapijt; heel even flakkert een misplaatst schuldgevoel op – zijn ouders waren altijd heel beschermend tegenover het tapijt – maar het verdrinkt in afgrijzen en verdriet. Snikkend veegt hij met zijn mouw over zijn ogen en mond. De geur van bloed en braaksel overheerst alles. Hij slaagt er in terug op te staan en naar de deur te strompelen. Dan worden zijn ogen groot en hij mompelt wat hij niet heeft geschreven. Forget this lost Lenore.’ Verwoed graait hij in zijn broekzak naar zijn GSM. ‘Lena!’ Zijn stem is niets meer dan een schor gefluister. Hij rent naar de voordeur, maar als hij de klink vastpakt, ziet hij dat zijn handen onder het bloed zitten. ‘Niet alleen het bloed van mijn ouders,’ denkt de Schrijver verdwaasd, ‘het bloed van iedereen; het bloed van Lena.’ Hij legt zijn hoofd tegen het hout van de deur. Ze zijn er niet meer. Zij is er niet meer. Zijn meisje, the rare and radiant maiden whom the angels name Lenore, nameless here, forevermore. Ze is er niet meer. Hij sluit zijn ogen en haalt diep adem. Er waren er nog maar twee. Er zijn er nog maar twee.

De Schrijver gilt.

zaterdag, mei 20, 2006

Loose Change

Er lijkt slechts één feit over 11 september 2001 te zijn waar iedereen het over eens is: het heeft de wereld grondig veranderd. Voor de rest... Wel, als u even een uurtje tijd hebt, kijkt u best eens naar de documentaire Loose Change. Gemaakt door drie twintigers legt het zeer veel pijnlijke discrepanties bloot in het officiele verhaal en is het eigenlijk een must-see voor zowat iedereen.

Mogelijke bronnen:
Google Video: Loose Change
Torrentspy1: Loose Change

Een citaat dat me is bijgebleven:
We know that the steel components were certified to ASTM E119. The time temperature curves for this standard require the samples to be exposed to temperaturs of 2000F for several hours. And as we all agree, the steel applied met those specifications. Additionally, I think we can all agree that even unfireproofed steel will not melt until reaching red-hot temperatures of nearly 3000F. Why Dr. Brown would imply that 2000F would melt the high-grade steel used in [the WTC towers] makes no sense at all.
-Kevin Ryan, Underwriters Laboratories

Wist u dat de twee WTC torens de eerste gebouwen in de geschiedenis zijn die door een brand zijn ingestort? En dat in 2001 de theoretische slaagkans om vanuit een vliegtuig, dat op zijn normale vlieghoogte van 32000 voet vliegt, met een gsm te bellen ongeveer 0,6% is?

Maar kijkt u vooral zelf.

Oh, trouwens, die Kevin Ryan is een week nadat hij de brief waaruit het citaat komt verstuurde ontslagen om onduidelijke redenen. Dus mondje dicht, right?

1: om .torrent bestanden te downloaden hebt u een programma zoals bijvoorbeeld Azureus nodig. Vraag uw lokale nerd om hulp.

donderdag, mei 18, 2006

Wanted!

Als er iemand een zilverkleurige Citroën Xsara Break met nummerplaat HZA-772 ziet rondrijden binnenkort, zou ik een seintje appreciëren, aangezien deze skone voiture vannacht meegetjoept is door onbekende snodaards. De allereerste auto waar ik ooit mee gereden heb en op dat ene korte ritje met de hippe Mercedes A-klasse vervangwagen na ook de enige wagen waar ik ooit mee gereden heb.

Liefste Xsara, je zal gemist worden...

[Edit: of, zoals mijn vader het zo mooi zegt:
Beste mensen
In de late (na-)nacht van 17 op 18 mei 2006 is mijn Citroën Xsara break spoorloos verdwenen van op de Amerikalei ter hoogte van huisnummer 38, waar hij geparkeerd stond. Hij was slotvast, er lag niets zichtbaar in de wagen, en hij was vers gewassen. Jammer genoeg was hij niet verzekerd tegen diefstal. De diefstal is intussen politioneel gemeld en de auto europees geseind. Als één van jullie hem gepikt heeft, breng hem dan terug. Als één van jullie zijn (haar) vrienden bij de russische, georgische, baltische, siciliaanse mafia heeft getipt, vraag hen hem terug te bezorgen. Als je hem toevallig ziet rondrijden in Berchem, Tirana of Kaliningrad, bel mij. Ik moet nu met de fiets naar Melsele om aardbeien, en uit de recente eiertest van de fietsersbond weten jullie hoe de fietspaden erbij liggen.
Enfin... En als Chirac hem zou gepikt hebben, dan richt ik mij nu tot hem met de woorden: monsieur le président, ramenez-moi ma citroën xsara!
Enigszins treurige maar nog net vriendelijke groeten
Herman]

maandag, mei 15, 2006

It's not all bad

Onlangs de eerste cd van Absynthe Minded, 'Acquired Taste', in mijn handen gekregen. Ik had er al een paar singeltjes van gehoord, maar het album overtrof mijn verwachtingen. Het zijn frisse, originele nummers die strak zijn gespeeld, en de violist is fantastisch. Hun nieuwe full cd ligt nu in de winkels, maar daar ben ik nog niet om geweest. Het valt mij soms op, hoeveel talent er in de Belgische muziekscène zit. Misschien ken ik gewoon te weinig van de kleinere groepen uit het buitenland, maar misschien heeft België gewoon een zodanig cultuurklimaat dat er genoeg mogelijkheden zijn. Maakt niet uit, de resultaten zijn er alleszins naar.

Als u trouwens eens zin heeft om zelf een gratis MMORPGtje te proberen, er loopt momenteel een gratis 10-dagen-trial van The Matrix Online. Het zal wel op dovemans oren vallen, maar toch, als u eens een beetje de nerd wil uithangen...
The Matrix Online is weliswaar niet zo goed, maar het leuke eraan is dat het hetzelfde absurde, ik-lul-maar-wat-uit-mijn-nek-en-hoop-dat-het-vanuit-de-verte-op-een-samenhangend-verhaal-lijkt sfeertje heeft.

Oh, ja, de Amerikanen zijn trouwens van plan om het internet aan banden te leggen. Teveel porno voor de kindjes en te weinig geld voor de bedrijfjes, waarschijnlijk. Moeten we weer iets nieuws gaan uitvinden...
[Edit: de simpele uitleg erbij]

vrijdag, mei 12, 2006

The sign said 'Don't Walk'

Non-nieuws voor iedereen; een korte samenvatting van wat er in de krant staat over de moord op de au-pair en het kindje gisteren: een gothic-skinhead (u kent het wel, zoals de hippie-fascist) is de dader om psychotisch-rascistische moorden, maar eigenlijk is niets zeker en vindt iedereen alles heel slecht en mag het niet meer gebeuren (well, duh...). Ook tijd voor wéér een stille mars. Geen slecht idee, hoewel het waarschijnlijk meer gaat doen aan de overgewichtproblemen waarmee de Vlaamse bevolking kampt. Hoe haal je de kracht van een symbool onderuit? Oei, juist, sorry, dat was de fout volgorde, het antwoord moest nà de vraag komen.
Na de twee vorige optredens kent iedereen zijn rol perfect en kunnen we zonder problemen vier pagina's vullen met dezelfde quatsch die we ervoor ook al hebben gehoord. Het interesseert mij nog steeds niet dat de heren en dames ministers de moord veroordelen, ik ga er automatisch vanuit dat ze dat doen. Het zou mij pas interesseren moesten ze een moord verdedigen; dàt zou pas nieuws zijn.

dinsdag, mei 09, 2006

Ach, pubers, hè meneer.

Er stond een artikel in De Morgen vandaag over extreem-rechtse skinheads in België. De aanleiding waren de twee mannen die twee dagen geleden (denk ik) in Brugge waren afgeslagen en waarvan er een nog steeds in coma ligt. Moraal van het artikel: genne stress, de meeste skinheads zijn brave 'originals' die zich slechts afzetten tegen de bourgouisie hippies en van de extreem rechtse skins zit een groot deel ervan gewoon in een puberale fase met hun 'gesiegheil'[sic].
In the quiet words of the virgin Mary: come again?1
Ten eerste gaat een beweging die zich afzet tegen iets zich in alles er zover mogelijk van distantiëren en als die 'brave' skins zich gaan afzetten tegen extreme vreedzaamheid is de enige mogelijkheid extreme wreedheid. Het maakt mij niet uit of het om extreem-rechts geweld gaat, dan wel gewoon extreem geweld - begrijpelijk misschien; ik zou ook kwaad zijn moest al mijn haar afgeschoren zijn, ik de hele dag in lelijke Doc Martens moest rondlopen en mijn zwarte jeansbroeken allemaal zo strak zaten dat mijn testikels terug naar boven kropen.
Zet duizend hippies bij elkaar en wat krijg je? Een mooi en volledig onproductief muziekfestival (kijkt u maar eens naar de tweede aflevering van het negende seizoen van Southpark: Die, Hippie, Die). Zet duizend skins bij elkaar en wat krijg je? Een leger dat zijn eigen uniformen al heeft meegenomen.
Ten tweede, als een van mijn kinderen ooit gaat 'siegheilen', dan gaat geen enkele roep van 'Maar, pap, ik ben een puber!' hen nog helpen. Jezus, je moet je kinderen vrijheid geven, maar de vrijheid om de vrijheid in te perken lijkt mij een tikje te paradoxaal. Catch 22 en een linkse haak krijgen ze van mij.
Er werd ook nog gezegd (allemaal door 'een bron', hetgeen natuurlijk fantastische journalistiek is. Ik ga de bevolking ook in slaap sussen, want mijn bron heeft gezegd dat alles in orde is) dat de extreem-rechtse beweging op het internet wel groot lijkt, maar iedereen kan kosteloos een website in elkaar steken. Wel, ga maar eens kijken op stormfront dot org2; het is lachwekkend, op dezelfde manier als de NSDA3 lachwekkend was in 1935.


Driewerf hoera voor de media die onbetekenende problemen opblaast en de ware problemen toedekt.

1: Toch een kanshebber voor het beste filmcitaat.
2: Sorry, maar ik wil geen link daar naartoe op mijn site hebben.
3: Geen 'P' volgens de skins; dat staat niet op hun Lonsdale truitjes.

woensdag, mei 03, 2006

Dezelfde steen verplant men geen twee keer

Als ik niet oppas, ga ik in herhaling vallen, maar ik houd me in. Bah, sorry, ik moet echt stoppen met naar het VTM-nieuws te kijken.
Hmmm, ik denk dat ik onbewust 'het VTM-nieuws' en 'het VRT-nieuws' blijf gebruiken (en niet 'Het Nieuws' en 'Het Journaal') in de hoop dat het gewoon dat blijft: het nieuws.
Maar gelukkig heb ik de RGG nog; zij doet al wat slecht is aan de mensheid met een oogopslag vergeten.