donderdag, februari 26, 2009

Introspectie

Het laatste stukje voor een tijd, waarschijnlijk, maar dit wordt weldegelijk vervolgd.

Terwijl Leta de ladder opklimt, hou ik me zo stil mogelijk. De lussen van de rugzak snijden in mijn dijen en in mijn schouder klopt mijn hart. Maar mijn ouders zijn dood en de enige persoon die ik kan vertrouwen heeft hen vermoord. Tranen wellen op in mijn ogen en in de waas zie ik hun gezichten. Ze hebben iedereen verraden. Ik snik. Ze hebben iedereen verraden voor mij.
“Gaat het nog, Kas?” We staan op het dak.
“Ja.” De tranen klinken door in mijn stem en Leta blijft staan.
De woede vlamt in me op. “Ga door!” Ik kan niet zwak zijn. Drie doden door mij. Ik moet het waard zijn.
Leta rent over het dak langs de steeg, de roofing stil onder haar voeten. In het oosten, recht voor ons, wordt de hemel lichter. Aan het einde van de steeg stoppen we. Ik plaats mijn handen op haar schouders en kijk het lege, platte dak rond.
“Zijn we te laat?”
Ze draait haar hoofd naar me toe en legt een hand op de mijne. “Nee.”
Ik speur het dak drie keer af voor ik iets vreemds zie, nog een keer voor ik besef dat het veel te koud is om de lucht te zien trillen van de hitte.
“Daar”, wijs ik.
Leta wandelt naar de trilling en zegt “Donder.”
“Flits.” Plots leunt een man tegen de cockpit van een microhelikopter vlak voor ons, zijn rechterhand op het instrumentenpaneel. Leta knielt om me uit de rugzakriemen te laten stappen en ik herinner me de simpele camouflagetechnieken – hologrammen en temperatuurbatterijen – die zelfs op een tuig zo klein als de helikopter zitten Er is plaats voor maar drie passagiers, naast elkaar achter de piloot. Eén enkele driehoekige vleugel omvat de zitplaatsen. Op de hoeken zitten rotoren, elk blad amper langer dan mijn arm.
“Tiron, dit is Kassandra, mijn nicht.”
Ik scheur mijn blik weg van de microhelikopter en kijk in de rode ogen van de bleke man. Ze stralen geen vijandigheid uit, enkel ernst, maar terwijl die ogen in de mijne boren, kruipt er een rilling langs mijn ruggengraat.
“Kas, dit is Tiron, technicus en piloot.”
Hij draait zich om en begint in te stappen. “Jullie zijn laat. We vertrekken onmiddellijk. Hoe hoger de zon, hoe lager onze kansen.”
We vertrekken, onder de radar, boven de daken. Ik val in slaap voor de zon boven de daken uit komt.

vrijdag, februari 20, 2009

Gelijk (vervolg)

Het vervolg van dit, uiteraard.


De ladder is te ver. Ik kijk achterover en zie het licht van drie zaklampen. Drie schoten weerkaatsen tussen de muren. Ik kijk opnieuw achterover en zie de zaklampen op de grond liggen. Zes nieuwe nemen hun plaats in. Kint vuurt zijn laatste twee kogels af, voor hij een oerkreet uitstoot die abrupt wordt afgebroken door het elektrisch geknetter van vier tasers.
Kasper, Sam en nu Kint. We kunnen het ons niet veroorloven. Ik druk mijn nagels diep in mijn handpalmen. Boven mij is er een brandtrap.
“Hou je stevig vast.”
Ik ren anderhalve meter omhoog tegen de muur onder de brandtrap en zet mij af. Ik draai me in de vlucht om en zo dicht mogelijk bij de andere muur, palmen en zolen er plat tegen, spring ik terug. Dan weer op de andere muur. Onze hoofden scheren rakelings langs de onderkant van het metalen platform van de brandtrap. Ik spring en grijp naar de reling. Mijn hand komt te hard neer en wordt teruggeslagen. Ik grijp met rechts en pak tussen twee spijlen door. Mijn maag trekt samen en mijn hart mist een slag. We vallen. De kasseien zijn vier meter lager. Kassandra slaakt een gesmoorde kreet en we hangen stil in de lucht. Ik grijp de spijlen vast, net boven haar wegglijdende vingers, en klim op het platform. De zaklampen lijken tevreden met het offer en blijven aan het begin van de steeg.

“Je bent een moedig meisje, weet je dat?”
Ze ademt gejaagd, haar lichaam volledig gespannen. Ik draai mijn hoofd zo ver ik kan en zie een lijkbleek gezicht en een betraand oog. Snel ga ik door mijn knieën en laat haar uit de schouderriemen stappen. Dan pas zie ik de onnatuurlijke hoek van haar arm. Ontwricht. Ik maak mijn leren riem los en vouw het dubbel.
“Ga zitten en bijt hierop.”
“Ik zal niet roepen.”
Ik glimlach en leg een hand tegen haar wang. “Dat weet ik, Kas. Het is zodat je je tanden niet kapot bijt.”
Ze kijkt me een beetje angstig aan, maar neemt de riem en zet haar tanden in het leer.
“Dit gaat even pijn doen, maar het is zo voorbij.” Ik plaats één knie tegen haar sleutelbeen en zet mijn handen rond haar schouder, vingers op haar bovenarm. Zonder veel kracht uit te oefenen plopt haar arm terug in de kom. Kassandra gilt, heel hoog, maar zeer kort. Ik zet een stap naar achter. Ze staat op en gaat met een mouw over haar ogen. Een druppel bloed, van haar of van Kint, laat een donkere streep achter onder haar linkeroog.

Ze kijkt me dankbaar aan. Ik zeg niets, kijk naar de tandafdrukken op mijn riem en het bloed op haar gezicht. Gisteren een vrolijk meisje van acht jaar, vandaag een wees en een vechter, morgen een soldaat. Een misselijk schuldgevoel stijgt op vanuit mijn maag. Moeizaam slik ik het weg. Ze klimt terug in mijn schouderriemen en terwijl het lichaam van Kint ruw in een koffer wordt gegooid, klim ik naar het dak.