De grote lift die hen naar het oppervlak van Mars zou brengen, was een achthoekige kamer met een doorsnede van om en bij de vijftig meter. Doorzichtige wanden kwamen hoog boven hem samen rond een koker die van de vloer naar het plafond liep; daarin zat de kabel, drie meter dik, die het ruimtestation met het grondstation verbond. Nathan zette zich in een van de zeteltjes tegen de wand en legde zijn aktentas op zijn schoot. De lichte nervositeit die een identiteitscontrole hem altijd verschafte, was verdwenen en hij zuchtte nu hij dacht aan zijn opdracht. Hij had al veel missies met tegenzin uitgevoerd, maar deze keer was er meer dan tegenzin; hij voelde een walging van zichzelf die hij slechts met moeite kon onderdrukken. Nathan sloot zijn ogen en liet zijn hoofd zuchtend achterover leunen. Een korte tijd later kwam een steward langs om hem iets te drinken aan te bieden. Hij schonk een kop koffie in en nadat een kort biepje van Nathans polscomputer bevestigde dat het betaald was, reikte hij het aan. Nathan glimlachte naar de man en blies even in zijn koffie voor hij er een kleine slok van nam. De digitale klokken op de wanden van de centrale koker stonden allemaal op achttien uur en drie. Het zou nog bijna een halfuur duren voor alle passagiers uit de eerste en tweede klasse in de lift zaten. Hij pakte het oortje van zijn polscomputer en stak het in zijn oor. “Lena.” zei hij. Voor de telefoon aan de andere kan zelfs maar één keer kon overgaan, hoord hij haar stem.
“Dag, Nathan.”
“Is deze lijn veilig?”
“Natuurlijk, lieveling. Ik had je al een paar minuten vroeger verwacht.”
“Ik heb gewacht tot ze rondkwamen met het drinken. Wees gerust, alles gaat zo goed als we kunnen hopen.”
Lena zweeg even. “Ik mis je al,” zei ze toen, “en Henry mist je ook.”
“Ik jullie ook, meisje. Maar nu zal het niet lang duren.”
“Zorg maar dat je op tijd terug bent voor zijn verjaardag. Heb je de opdracht al doorgenomen?”
“Ja. Hoe laat mag ik de anderen verwachten.”
“Om tweeëntwintig uur dertig komen ze naar je thuis. Tegen dan moet je daar al...” ze aarzelde, “opgeruimd hebben.”
Nathan zuchtte. “En verder?”
“Alys vertelt het specifieke plan.”
“Goed. Ik contacteer je wanneer iedereen er is.”
“Kom veilig terug, Nat.”
“Natuurlijk, meisje. Ik hou van je.”
Hij verbrak de verbinding en nam een slok van zijn koffie. Zijn vingernagel gleed over het schermpje van zijn polscomputer op zoek naar de naam van zijn vrouw en tikte uiteindelijk twee keer op ‘Sansa’. De telefoon ging vier keer over voor ze opnam.
“Dag, lieverd. Bel je om te zeggen dat je nog langer wegblijft?”
“Integendeel, ik ben net geland, Sans.” Hij kon horen hoe ze glimlachte.
“Eindelijk. Hoe was het op de Aarde?”
“Niet interessanter dan anders. Over een uurtje ben ik thuis. Zal jij er ook zijn?”
“Wat denk je zelf? Alsof ik iets belangrijker te doen zou hebben. Jij, Nathan Kinter, jij bent alles wat belangrijk is.” Nathan schudde licht zuchtend zijn hoofd.
“Dan sluit ik je over een uur in mijn armen, lieve Sansa.”
“Ik kan niet wachten. Tot zo, lieverd.”
“Tot zo.” Hij nam het oortje in zijn hand en sloot zijn ogen. Een deel van de passagiers uit de tweede klasse was ondertussen aangekomen in de lift. Het zou niet meer lang duren; de klokken stonden op achttien uur zeventien. Een jongetje, niet ouder dan negen jaar, gluurde van achter de centrale koker naar Nathan. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin, alsof hij hem aan het bestuderen was. Nathan glimlachte en knipoogde naar de jongen, waarop die terug achter de koker verdween. Hopelijk woonde hij niet in koepel 7. Nathan ritste zijn colbertje half open en haalde een plat doosje van gepolijst staal uit zijn binnenzak. Hij drukte op het kleine langwerpige knopje aan de zijkant, waarop het doosje open klapte, en haalde er een sigaret uit. Op zijn armleuning zat een schakelaar met daarop het symbool van een brandende sigaret. Een afzuigsysteem schoof van de achterkant van zijn stoel naar de ruimte boven zijn hoofd. Nathan stak de sigaret in zijn mond en hield het uiteinde kort in het ronde gat aan de bovenkant van het sigarettendoosje. De rook die hij uitademde werd onmiddellijk door de zacht zoemende machine weggezogen. Hij nam nog een slok van zijn koffie en probeerde zich te ontspannen, maar de opdracht bleef door zijn hoofd spoken. Als de dood van één kind... Nee, zijn geweten moest wachten. Morgen zou hij het wel sussen. Het is altijd makkelijker om vergeving te vragen, dan om toestemming te krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten