De volgende passage komt, van alles wat ik al geschreven heb, het dichtst in de buurt van een origin story, het ontstaansverhaal van een zgn. superhero. Het is het laatste hoofdstuk van een langer verhaal - altijd verkrijgbaar op aanvraag - maar ik werkte met een vreemde gedrevenheid naar dit stuk toe, zonder dat het op voorhand in mijn hoofd zat. Er moet nog wel iets mee aan te vangen zijn, met alcoholdrinkende engelen.
Middernacht. Drie dagen nadat we de opdracht hadden gekregen, amper 19 uur sinds ik met haar lichaam de nacht ben ingevlogen.
Joke. Mijn Joke.
Ik had haar op een vlot gelegd, bovenop een brandstapel van den en eik.
Terwijl ik naar haar brandende lichaam keek, dreef ze van mij weg en vloeiden mijn laatste tranen mee met haar. Ik huilde van verdriet en verlies, en van dat sluipende gevoel van gemanipuleerd en verraden te zijn; een naïef werktuig aan de draadjes van een onzichtbare poppenspeler.
Hij wist het!
Hij wist het op voorhand…
Middernacht. Tijd voor antwoorden.
Ik vloog door het raam binnen in de hoop hem te verrassen, hem uit balans te brengen, maar hij reikte me een Duvel nog voor ik met beide benen op de grond stond.
“Het spijt me.” Hij leek… vermoeid, de manier waarop hij iets gebogen stond, hoe hij lusteloos zijn whisky achterover sloeg.
“Je wist het echt. Je hebt haar de dood ingestuurd… Waarom?”
Hij zette zich in de zetel. “Het was nodig.”
Rustig, beheerst. “Ik heb drie onschuldige meisjes vermoord en er is een engel gestorven. Hoe kan dat nodig geweest zijn?”
“Ik…” Hij zweeg.
“Hoe kan dat nodig geweest zijn?!” Ze was dood.
“Ik weet het niet! Ik wéét het niet!”
“Waarom?”
“God…”
Ik gooide mijn glas tegen de muur. Woede; ik had niet gedacht dat ik er nog over had na vorige nacht.
“Fuck it! Zijn ondoorgrondelijke wegen interesseren mij niet!”
“Ik ging zeggen dat de Heer je wel zal vergeven.”
“Niks van Hem interesseert me! Ik moet Zijn vergiffenis niet hebben, ik moet geen zegeningen of wijsheid. Hij kan naar de Hel lopen met Zijn Licht!”
Doodse stilte volgde. Ik zakte op mijn knieën; nieuwe tranen. Ik besefte wat ik aan het doen was, en ik wist ook dat ik niet meer terug kon. Niet voor mezelf, niet voor haar, niet voor hen.
“De meisjes zijn naar de hemel gegaan, als het een troost mag wezen.”
Ik staarde naar het plasje Duvel dat zich op de vloer had gevormd.
“Hendrik, alsjeblief, denk er nog eens over na.”
Te laat, voor mij of voor Hem, geen idee. Ik stond recht en haalde het kettinkje met het kruisbeeld vanonder mijn kleren.
“God heeft mij in de steek gelaten, en zo laat ik Hem nu in de steek.” Mijn stem was rauw, hees. “We staan quitte, Hij krijgt niets meer van mij, ik moet niks hebben van Hem.” Met drie vingers brak ik het crucifix en, daarmee, mijzelf.
“Vaarwel, Gabriël.”
“Het ga je goed, Hendrik.”
Ik sprong, weer de nacht in.
***
De zomer is terug. Ik zit op een terrasje met een Duvel voor mijn neus. Er ligt een pakje blauwe Gauloises op tafel, mijn nieuwste slechte gewoonte. Ik steek er een op – met zo’n fancy aansteker waarbij de vlam enorm heet en onzichtbaar is.
“De baard staat je wel. Mag ik gaan zitten?”
Ik knik en haal mijn benen van de stoel tegenover mij.
“Ik heb gehoord wat er gebeurd is. Het spijt me.” Ze zet zich neer.
“Wat weet jij en hoe weet je dat?”
“Ik heb ook gehoord dat je… ontslag hebt genomen.”
“Heeft Lucifer het nog altijd niet geleerd? Zeg hem maar dat mijn antwoord niet veranderd is.”
Ze schudt haar hoofd. “Het leven is geen binair stelsel, Hendrik. Er zijn meer dan twee machten in de wereld.” Ik krijg een kaartje in mijn hand geduwd met een adres op. “Wij zijn zeer geïnteresseerd in jou en ik ben er van…”
Maar ik onderbreek haar. “Niet vandaag, meisje. Misschien morgen, misschien volgend jaar, maar niet vandaag.”
“Goed, je weet waar je ons kan vinden.”
Ze staat op en begint terug naar binnen te wandelen.
“Annelies!”
“Duveltje?” Zonder zich om te draaien.
“Graag.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten