Ik ben niet echt een religieus persoon. Daarmee vertel ik niemand iets nieuws, denk ik. Maar ik ben wel een spiritueel persoon. In zekere zin. Niet met wishy washy pseudowetenschappelijk gezever dat er in de eerste plaats op gericht is om geld te kloppen uit wie troost zoekt. Een goed businessmodel, zeker en vast, maar niet bepaald verlicht.
Mensen die nood hebben aan troost, probeer ik dat meestal (soms) te bieden, zonder iets in ruil te vragen. Dat maakt me zeker niet verlicht, maar misschien kan ik nog wel een goeie profeet zijn. Niet zoals Jebus, sure; zoals die Mormonenman moet echter toch nog wel lukken. Hear me roar!
Naarmate de tijd voortschrijdt, creëren wij steeds grotere en steeds hechtere netwerken. Ooit waren ze traag en beperkt in ruimte en tijd. Nu omvatten die netwerken onze hele planeet en over enkele decennia waarschijnlijk ook onze maan en misschien zelfs Mars. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat deze expansie ooit zal stoppen. Steeds snellere, steeds grotere en steeds hechtere netwerken, die uiteindelijk de rauwe energie van sterren zullen gebruiken om immense afstanden te overbruggen en het gigantische gebied samenbinden waarover de mensheid is uitgezwermd. Dit ligt op de rand van ons voorstellingsvermogen, een type III beschaving die (waarschijnlijk?) op geen enkel vlak lijkt op wat we nu kennen.
Millennia razen voorbij, misschien met duistere periodes waarin de mensheid versplintert en geïsoleerd raakt. Maar dan, dààrna gebeurt er iets wonderbaarlijks. We hebben ondertussen de hele melkweg bezocht en beginnen zelfs voorzichtig daarbuiten te treden. Binnen dit gigantische rijk leeft er ook een niet-aardse intelligente soort én een aardse, niet-menselijke intelligente soort (ik gok op inktvissen). De energie die in onze Melkweg opgewekt en gebruikt wordt, is in onze archaïsche ogen niet te onderscheiden van een oneindigheid. We communiceren voortdurend en onmiddellijk over onmetelijke afstanden. Tijd en ruimte worden één enkel manipuleerbaar concept.
Uit die massa verbonden individuen ontstaat er één collectief bewustzijn, het universum aan de spreekwoordelijke vingertoppen (of tentakels). Deze entiteit, die u God kan noemen, maar evengoed Folker, zal de realiteit aanschouwen en die taken opnemen die ze noodzakelijk acht. Met enige terughoudendheid, misschien, maar vooral met liefde.
Liefde voor al wat leeft, want leven is een kwetsbaar en kostbaar iets in een realiteit die in de hoofdzaak bestaat uit niets, steen, straling en explosies. Met veel zorg zal prille intelligentie beschermd worden tegen de gevaren van een ongeïnteresseerd universum.
Maar deze god-entiteit, of “gentiteit” *, is meer dan enkele een goede huisvader of -moeder. Denk aan de combinatie van de totaliteit van onze menselijkheid, met een perspectief dat zo breed is dat het evengoed alomvattend genoemd kan worden. Koppel dit vervolgens aan de mogelijkheid om alle levens aan te raken en te beïnvloeden, overal en altijd. Zal de gentiteit ingrijpen? Oorlogen en rampen voorkomen? Nee, op een extinction event na zou dit futiel zijn. Zo’n reflex is begrijpelijk vanuit ons beperkt perspectief, maar bescherming bieden tegen leven zelf is niet de taak van een goede ouder, laat staan van een gentiteit.
In plaats daarvan worden we, wanneer we op het punt staan voor altijd te slapen, met een warme omhelzing ingestopt. Hoe dit gebeurt is niet relevant; een ziel die zonder lichaam kan leven, een oneindig rekken van het laatste moment, of desnoods verzint u zelf maar iets. Wat er dan gebeurt, is veel belangrijker: zicht op het eigen leven, hoe het universum ons gevormd heeft en wij het universum. En samen met dat perspectief, vergeving, voor de slechtsten onder ons, voor de besten en voor iedereen die nooit tot die extremen vervallen is.
Daarna is er een keuze, binnen de grenzen van het onmogelijke, over hoe we de rest van een oneindigheid willen meemaken. Een hemel, of een hel, of een versie van the Matrix waarin we zelf alle settings kunnen bepalen. Of, eens we onze epiloog hebben gehad, het absolute niets, het witte scherm na de aftiteling. Alles eindigt, als we dat willen.
Maar, Folker, hoor ik u al vragen, wat betekent dit nu voor mij? Het antwoord is: eventueel troost (lees het gerust nog een keer), maar hopelijk helemaal niets. Een goede daad is, hoe absurd naïef het ook klinken mag, een beloning op zich. Geluk brengt geluk voort, net zozeer als lijden meer lijden veroorzaakt. Als we dat in gedachten houden en beseffen dat we toch allemaal in hetzelfde, vervaarlijk tollende schuitje zitten, verandert de realiteit niet plots in een utopie (of wat dacht u?), maar kunnen we verder kijken, grootser denken en beter doen. Honger en armoede de wereld uithelpen is niet voor morgen, maar we zijn ook geen peuters meer die altijd de onmiddellijke beloning moeten hebben. Nee, ondertussen zijn we kleuters, denken we al wat verder vooruit en delen we ons eten en ons speelgoed met de anderen. Toch?
* patent pending
2 opmerkingen:
Ik heb het nog maar één keer gelezen, dus ik begrijp het nog maar half. Maar toch, er zit een kern van waarheid in!
Uitstekende, schone visie.
Een reactie posten