maandag, oktober 13, 2014

Rot

Fictie, voor de Frappant TXT wedstrijd, waarvan ik door mijn eigen toedoen de deadline en de tweede, uitgestelde deadline gemist heb. Om het hele 'burn this place to the ground' gevoel wat te compenseren, vindt u hier een publicatie van Orlando Verde die "krachten [aanspreekt] die deze gemeenschap meer van ‘ons’ kunnen maken." (dixit Wouter Hillaert). Een iets nobeler sentiment dan wat ik hier meestal tentoonspreid.

De geuren en geluiden van het bos zijn dezelfde als toen.  Dorre bladeren kraken onder mijn voeten, maar dat stoort de kwetterende vogels niet. Pas als ik struikel over een verborgen boomwortel en luid vloek terwijl ik net niet val, zijn ze even stil. Met mijn vrije hand tegen de ruwe stam van een oude eik, zoek ik mijn kalmte terug. De vogels – ik denk dat ik roodborstjes en mezen herken – slagen er sneller in dan ik. Herinneringen komen ongevraagd bovendrijven. Ik adem diep in, maar de geur is zelf een herinnering. Dennennaalden, muffe grond en, licht maar onmiskenbaar, rot. Het voelt als thuiskomen, maar daarvoor ben ik te laat.

Wanneer ik het huis door de bomen heen zie, wissel ik de jerrycan van hand. Mijn armen branden allebei. Het huis is groener dan toen ik hier laatst was, een laag mos over de balken van de voorgevel. Maar de ramen zijn heel en als ik mijn sleutel met ingehouden adem in het slot steek (een beetje naar links, trekken aan de sleutel, draaien naar rechts) zwaait de deur krakend open. Alles zoals het is achtergelaten. Met een zware bons zet ik de jerrycan neer. De tafel is na al die jaren nog steeds gedekt voor twee. Achter de deur hangt haar jas aan de kapstok. De tijd perst zichzelf samen en ik beleef opnieuw die laatste momenten hier, bebloed en in paniek, en ik zet een wankele pas achteruit. De lucht ontsnapt uit mijn longen en ik adem diep in. Hierbinnen, stoffig en onbewogen en zonder een zweem van wie hier ooit geleefd heeft, verdrinkt mijn paniek in gelatenheid.

Een blik bonen in tomatensaus, lucifers, een pan en een lepel. Ik grijp ernaar zonder te kijken. Mijn ogen rusten op de nerven van de muur. Zelfs de patronen in het hout roepen herinneringen op,  maar ik slik ze weg en richt me op de bonen. Lang voor ze warm zijn, dwaalt mijn blik af, naar de andere deur, naar de andere kamer.  Er is daar niets meer voor mij. Dat weet ik zeker. Maar ik voel een drang om te gaan kijken, om zeker te zijn, echt zeker dat ze toch niet op de rand van het bed zit en naar mij knipoogt als ik binnenkom en alles een misverstand, een vergissing is geweest. Pas op het moment dat de bonen licht aan het aanbranden zijn, verbaas ik me erover dat het gasvuur nog werkt. Mechanisch werk ik alles naar binnen. De bonen smaken zoals in mijn herinnering. Ik kijk niet meer naar de slaapkamerdeur.

Een walm van benzine vult het hele huis, de jerrycan ligt leeg in een hoek van de kamer. Buiten steek ik een sigaret op, de eerste in een lange tijd. De tabak is oud en scherp en onaangenaam. De zon is onder en ik hoor enkel krekels en de wind. Als mijn peuk de vloer raakt, verspreiden de vlammen zich razend snel over het hele huis en voel ik een warme gloed over mijn hele lichaam. Ik strijk een lucifer af om een tweede sigaret op te steken, en zie rook uit de schouw komen, dik en zwart.


De dieren zwijgen terwijl het geknetter zich vermengt met het gekraak van de dorre bladeren onder mijn voeten. Ik hoor enkel een heerlijke stilte.

Geen opmerkingen: