Aan de persoon die vanmorgen voor me inschoot en de Velo in de laatste open plaats in het Velostation aan Antwerpen Centraal zette, waar ik duidelijk van plan was om de mijne weg te zetten.
Ik wil u niet al te veel verwijten, al hoop ik wel dat u zich het voorval nog herinnert en zelfs dat u zich er, slechts enkele momenten doorheen deze dag, wat schuldig over voelt. Oh, niet zozeer over dat inpikken van de plaats. Iedereen is al eens gehaast en gaat er op zo’n moment van uit dat de eigen haast groter is dan die van alle anderen. U rende vervolgens immers ook weg, ik neem aan om een trein te halen, en ik hoop wel dat het ook gelukt is. Anders is al deze frustratie helemaal voor niets.
Maar als u nog eens mensen zo de pas afsnijdt (en ja, ik heb er geen probleem mee om een eenmalige handeling van iemand die ik niet ken te veralgemenen tot gewoontegedrag), in dat geval stel ik voor dat u geen energie verspilt aan het nadrukkelijk negeren van die mens die verbouwereerd naast u staat en zegt “Hey! Dat is wel echt niet vriendelijk, hè?!”
U zal misschien zeggen dat u het niet gemerkt had, dat de oortjes in uw oren een zodanig volume aan geluid produceerden dat mijn amper overslaande bariton u niet bereikte. Maar we weten allebei dat dat onzin is; dat u vooral op een heel knullige manier confrontatie wilde vermijden; want wie weet waar zo’n onbekende persoon in de vroege ochtend toe in staat is?
Ik geef toe dat mijn eerste reflex, eerder een snel onderdrukte gedachte, in zo’n gevallen er vaak één is van fysieke agressie. Dan wil ik u bij het nekvel grijpen en uw voorhoofd tegen mijn stuur kletsen. Of u bij de schouder nemen en u dwingen om me aan te kijken. Maar dat soort reacties, ook al liggen ze betrekkelijk ver uit elkaar, heb ik tot dusver altijd kunnen vermijden. Goed voor u, waarschijnlijk beter voor mij. Agressie, fysiek of niet, lost zelden iets op en is, algemeen gesproken, verwerpelijk. Ook in dit geval zou het niets veranderen: uw Velo stond immers al vast. And that, as they say, was that.
Toch een vraag, in het ijle van mijn beperkte lezerspubliek, een verzoek, of een suggestie, geheel vrijblijvend. Als dit nog eens gebeurt – of wanneer, zo u wil – zou het een uiting van enig gemeenschapsgevoel zijn dat u het aandurft om die andere, die onbekende, die u toch een beetje de loef hebt afgestoken (ik, dus, maar niet per se), om die persoon in de ogen te kijken, een fractie van een seconde maar, en iets onverstaanbaars te mompelen dat kan worden opgevat als een verontschuldiging.
Dat zou fijn zijn.
Niet dat ik me erover moet opwinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten