donderdag, maart 30, 2006
Remember, remember the fifth of november
The gunpowder treason and plot,
I know of no reason why the gunpowder treason
Should ever be forgot.
Hiermee begint 'V for Vendetta', een enorm leuke comic-verfilming die uitermate cool is, goed in elkaar zit, een bijzondere montage bezit (met de occasionele flash-back en flash-forward flits), bulkt van de intertekstualiteit en misschien en passant ook nog een boodschap uitdraagt. De special effects zijn verrassend karig; er is voor zover ik me herinner maar één scène waar er zeer expliciet gebruik wordt gemaakt van CGI (u zou het al moeten weten, maar nog één keer: Computer Generated Images). Voor de rest beperken de effecten zich tot explosies en het bloed dat V met zijn messen vergiet. Maar ik kan er eigenlijk niet al te veel of zeggen, want één van de dingen die zo enorm leuk zijn, is dat ik een aantal keer dacht 'dit klopt niet, ze hebben een fout gemaakt in hun scenario', iets waar ik films heel zwaar op afreken, maar even later kom je dan tot de conclusie dat alles weldegelijk perfect in elkaar past, je had gewoon nog niet alle puzzelstukjes.
Nee, ik ga u één tamelijk lang citaat geven en zeggen dat u de film moet gaan bekijken; 'V' is niet zo vernieuwend als 'Sin City' was en is, minder episch, maar wel nog steeds om enorm veel duimen en vingers van af te likken.
Voilà! In view, a humble vaudevillian veteran, cast vicariously as both victim and villain by the vicissitudes of Fate. This visage, no mere veneer of vanity, is it vestige of the vox populi, now vacant, vanished, as the once vital voice of the verisimilitude now venerates what they once vilified. However, this valorous visitation of a by-gone vexation, stands vivified, and has vowed to vanquish these venal and virulent vermin vanguarding vice and vouchsafing the violently vicious and voracious violation of volition. The only verdict is vengeance; a vendetta, held as a votive, not in vain, for the value and veracity of such shall one day vindicate the vigilant and the virtuous. Verily, this vichyssoise of verbiage veers most verbose vis-à-vis an introduction, and so it is my very good honor to meet you and you may call me V.
maandag, maart 27, 2006
Jammer...
Nu kan ik me twee weken lang op Wetenschappelijke Vaardigheden gaan storten; in theorie zijn het nuttige dingen om te kunnen, maar zo ongelooflijk saai... Iedereen verklaart mij zot dat ik er nog niet aan begonnen ben, en ik kijk een beetje op tegen de volgende twee stresserende weken, maar als de plicht roept, antwoordt Folker uiteindelijk wel.
vrijdag, maart 24, 2006
Kasper; student, drinkebroer, held
De drie tot nu toe uitgegeven hoofdstukken kan echter al wel op de site (of in het boekje zelf) lezen:
Hoofdstuk 1: Begin van het einde
Hoofdstuk 2: Snelle auto's en mooie vrouwen
Hoofdstuk 3: De plot verdikt...
More to follow.
Eigenlijk...
Voor u, mijn tekst, ondanks het feit dat er een zagend gevoel in mijn achterhoofd blijft zitten dat zegt dat ik dit verhaal al eens heb gepubliceerd, maar ik vind het niet meer terug, dus leest u het gerust opnieuw; of voor het eerst.
De Schepper zijn kunstenaars
In het Oosten rees de zon langzaam op uit het water. De hemel kleurde die ondefinieerbare tint tussen oranje en roze en op de Zeewolf klonk de eerste bel van de ochtend. Terwijl de nachtwacht langs het want naar beneden klom, glimlachte de kapitein naar zijn eerste stuurman en stelde de koers met enkele graden bij. De eerste stuurman, Vist, kwam het achterdek op met een kan koffie en twee mokken. Het was eigenlijk zijn beurt om het roer te nemen, maar hij wist dat zijn kapitein het nooit zou afstaan tijdens zonsopgang. Dit waren de momenten waar hij voor leefde en niemand zou ze ooit afpakken. “Goed geslapen, Vist?”
“Valt wel mee, kapitein. Jokke lag even luid te snurken als de os die we meehebben.”
“Dat is wat er staat en zo blijft het; ik ga geen moeilijkheden veroorzaken om namen.”
“Ok, ok, ok...”
De kapitein lachte luid en de eerste stuurman reikte hem de dampende koffie. Vist wist niet wat hij gehoord had, zelfs niet óf hij iets gehoord had, maar als de kapitein er niets van zei, was het zijn probleem niet. Het zal wel de wind in de zeilen geweest zijn.
“Hoe is het met onze gevangene?” vroeg de kapitein.
“Hij slaapt nog. Met de hoeveelheid rum die hij had gedronken, zou de halve bemanning uitgeteld zijn, maar goed, ik heb nog nooit een been laten afzetten.”
“Maar hij overleeft het?” Zijn bezorgdheid deed Vist vreemd aan.
“Natuurlijk, kapitein. De dokter weet wat hij doet. Wat wilt u met hem doen, als ik vragen mag?”
“Wat? Nee, natuurlijk niet. Hij moet ze informatie verschaffen over hun vloot. Getalsterkte, sterke en zwakke punten van de schepen, ankerplaatsen, dat soort dingen.”
“Ah, ok.”
“Je hebt het niet gelezen, hé?”
“Wel, niet volledig, nee.”
“We moeten hem ondervragen, Vist. Informatie is de sleutel, kennis is macht, dat soort dingen.”
De eerste stuurman knikte langzaam. Hij was niet zeker of je zelf kon merken wanneer je gek werd, maar het leek hem alleszins geen leuk vooruitzicht. Hij nam een slok van zijn koffie en keek naar de drukte op het dek.
“Zet een halve ploeg aan de riemen. Ik wil die klootzak niet te vroeg inhalen, maar hij moet niet ontsnappen.”
“Jawel, kapitein. Fink!”
Een jongen van een jaar of tien kwam aanrennen en salueerde loom. “Kap’tein. Eerste stuurman.”
“Zeg tegen Jokke dat hij een halve ploeg aan de riemen zet. Hij weet wel wie te kiezen.”
Fink knikte en sprong van het achterdek naar beneden.
“Waarom willen we hem niet te vroeg inhalen, kapitein?"
“Hmm, goeie vraag. Waarom eigenlijk niet?”
“Omdat we moeten wachten op het juiste licht voor het gevecht. Én ik wil een symbolische tweede zonsopgang.”
“Ja, goed en wel, maar dat interesseert soldaten niet.”
“Ach, je maakt je teveel zorgen.”
“Als we op topsnelheid zouden varen, zouden we ze inhalen tegen de avond. En je weet hoe ik nachtgevechten haat.”
“Jawel, kapitein. Zal ik het roer overnemen?”
“Goed, ik ga een uiltje knappen. Hou haar op deze koers en stuur over twee bellen iemand met een ontbijt. Daarvóór wil ik enkel gestoord worden als het dek in brand staat. Begrepen?” Hij zwaaide met een dreigende vinger onder de neus van Vist.
“Natuurlijk, kapitein.”
Terwijl de kapitein naar zijn kajuit ging, werden er acht grote roeiriemen te het water gelaten.
“Magnifiek.”
“Wat je zegt. Het is een mooie overgang ook.”
“Geen rest van de dag meer?”
“Wel, misschien moeten we het dek maar even in brand steken. Gewoon, als komische noot.”
“Hmmm, ligt het er dan niet wat dik op?”
“Nee, ik denk dat dat wel goed zit. We gebruiken de scheepsjongen ervoor.”
Vist had het roer zo stevig omklemd dat zijn handen haast volledig wit waren. Hij wist niet of de stemmen er echt waren, maar hij wist al langer dan vandaag dat het zekere beter was dan het onzekere.
“Herk,” zei hij tegen een passerende matroos, “Ga Fink zoeken en zeg dat hij alles laat vallen waar hij mee bezig is en zich zonder dralen naar hier rept, zodat ik hem verder kan onderwijzen in dat lezen, want hij moet het onder de knie krijgen, en zeg dat hij niet langs de keuken of smidse gaat.” Door de spanning sprak hij sneller dan normaal. De matroos keek hem vreemd aan, maar zei enkel ‘Jawel’.
“Wat is dat voor een zin? Welke matroos zegt nu zo’n dingen? Wie dan ook ter wereld gebruikt er trouwens zo’n lange zinnen?”
“Het was niet gepland, maar wat is er mis met lange zinnen?”
“Het is gewoon... niet natuurlijk.”
“Niet natuurlijk? Ik wil alles wel herschrijven naar die domme, korte zinnetjes die de grote bazen willen, maar ik vrees dat ik zou stikken in stupiditeit.”
“Auw, dat doet pijn.”
“Je overleeft het wel. Maar ik vraag me af waarom hij het gezegd heeft.”
“Ik heb een nieuw boek geleend van de kapitein.” zei Vist. Met één hand knoopte hij de zak aan zijn riem open en haalde er een in leer gebonden boek uit. De jongen pakte het gretig aan en ging kleermakerszit op het dek zitten. Hij sloeg het boek open en begon vlot voor te lezen.
“Een half uur het duister instaren, zinloos staren naar de weg, waarlangs de Vette Smelders moet komen. Als ik op mijn polshorloge kijk, doen mijn ogen mij weer pijn. Zij tranen in de kille lucht.”
Fink kon al lezen, maar hij deed het graag en Vist zag er geen graten in; de andere matrozen konden echter beter niet weten dat de scheepsjongen zich zo vaak onttrok aan het harde werk op het schip, dus had de eerste stuurman de ‘lessen’ wat verlengd.
“Het moet langer dan een half uur zijn,” las de jongen, “dat wij op die bastaard wachten, terwijl wij beiden op onze buik tegen de grond, in het vochtige gras liggen.”
“Dit is niet echt interessant. Gaan we hier echt tijd insteken?”
“Nee. Nee, maar ik vind het vreemd. En ik wist niet dat dat boek hier ook geschreven is. Zou het toeval zijn?”
“Misschien wel, misschien niet, wat maakt het uit.”
“Waarom, toch?”
“Zodat jullie het dek niet in brand steken.” mompelde Vist, terwijl zijn handen weer woedend om het roer geklemd waren.
“Ah, dat verklaart veel.”
“Best wel. Als hij ons kan horen zit maar één ding op.”
“Bij de volgende slag?”
“Ja, morgen.”
***
In het Oosten rees de zon langzaam op uit het water. De hemel kleurde een dieprood – alsof het wist dat er vandaag bloed zou worden vergoten – en op de Zeewolf klonk de eerste bel van de ochtend. De eerste stuurman kwam het achterdek op met een kan koffie, twee mokken en een slecht voorgevoel. Hij had de stemmen na de vorige ochtend niet meer gehoord, maar hij wist dat er iets ging gebeuren als ze het schip inhaalden, iets waar hij het middelpunt van zou zijn; als hij niet gek werd, natuurlijk.
“Morgen, kapitein.”
“Morgen, Vist.” Hij nam de dampende kop koffie met een hand aan, terwijl hij het schip op koers hield. Met gesloten ogen hield hij zijn neus even boven zijn mok. “Hmmm, of misschien wel goeiemorgen.” De kapitein grijnsde naar de eerste stuurman.
Vist glimlachte beleefde terug. “Jawel, kapitein.”
Op hetzelfde moment riep de uitkijk vanuit het kraaiennest naar benden. “Zeil in zicht! Zeil aan de horizon!”
De eerste stuurman ging vooraan op het achterdek staan. “Pak jullie wapens!” brulde hij, “Herk, jouw ploeg aan de riemen! Kalt, jouw schutters stellen zich op aan bakboord! Jokke, jij neemt de zeilen voor jouw rekening! Fink!”
De scheepsjongen kwam aanrennen terwijl op de rest van het schip een strijdlustige drukte uitbrak.
“Ga naar de kapiteinshut en breng de vlag van Zijne Majesteit naar het kraaiennest.”
“Jawel, stuurman.”
“En daarna neem je je wapens en mijn zwaard en blijf je bij mij.”
De ogen van de jongen lichtten op en hij sprong lachend het achterdek af. Hij had zijn twee vorige veldslagen benedendeks doorgebracht, tot zijn grote spijt. Vist had hem liever nog wat langer uit de gevechten gehouden, maar Fink moest het met zijn eigen ogen zien. Hij hoopte maar dat hij de jongen kon beschermen.
“De jongen maakt het wel een stuk gecompliceerder.”
“Bof, we kunnen er nog wel iets emotioneels van maken; het is duidelijk en theatraal genoeg voor iedereen.”
“We gaan hem toch ook niet...”
“Nee, nee. Ik wil hem misschien later nog gebruiken.”
“Kijk, de vlag wordt gehesen.”
Een zwarte leeuw geflankeerd door twee rode hanen op een geel veld. Hoewel sommigen de heer van deze vlag een usurpator noemden, dacht de kapitein dat hij het meest kans had op een overwinning. Bijgevolg noemde heel het schip hem koning. Dat de soldaten op het andere schip dat niet deden, was voor iedereen genoeg reden om hen aan te vallen. Dat, en de geldkoffers die ze meedroegen.
“Vist, neem het roer over.”
Ze waren het andere schip nu zo dicht genaderd dat ze de naam konden lezen die in gouden letters op de achterkant was geschilderd, Waterdanser. Terwijl Vist met de kapitein van plaats wisselde, kwam Fink naast de eerste stuurman staan. Hij droeg een kortzwaard aan zijn riem, een pijlenkoker op zijn rug en een kleine handboog in zijn hand. Met zijn andere hand hield hij het grote zwaard van de stuurman op zijn schouder in evenwicht.
“Strijk de riemen aan bakboord!” riep de kapitein, “Klaar houden om te enteren!”
De mannen in het want begonnen ondertussen de zeilen te strijken en de soldaten op beide dekken slingerden beledigingen naar elkaars hoofden, om hun angst te verbergen.
“Nu!” Twintig enterhaken beten in het hout van de balustrade van de Waterdanser en trokken de twee schepen tegen elkaar. Een aantal soldaten van de Zeewolf, waaronder de kapitein, konden niet wachten en slingerden zich met touwen het andere schip op.
“Drie. Twee. Één.”
“Actie!”
Vist zag de man pas toen hij op het achterdek landde.
“Fink, mijn zwaard. En blokkeer het roer.”
De jongen knikte; hij zag er eerder bang dan opgewonden uit. De kreten van pijn en doodsangst maakten helder denken moeilijk. Pas toen de stuurman zich naar zijn aanvaller draaide, merkte hij dat het geen simpele soldaat was.
“De kapitein van de Waterdanser? Bijna een eer.” zei Vist, terwijl hij zijn zwaard met beide handen voor zich uit hield.
“We zullen onze huid duur verkopen.” zei de man. Hij had een kromzwaard vast en zijn andere hand hield hij achter zich ter hoogte van zijn schouder, bijna alsof hij wou schermen. Vist haalde bovenhands uit en de kapitein ving de slag op met het plat van zijn kling. Hij liet het slagzwaard eraf glijden en zette een stap achteruit. Vist glimlachte; de man kon zijn zwaard niet met twee handen vasthouden door het kleine gevest en zijn eigen zwaard was niet zo zwaar dat het hem vertraagde. Dit zou niet lang duren. Hij sloeg naar de schouder, zijn zwaard evenwijdig met de grond. De kapitein dook eronder door, maar zijn wapen was van Vist weg gekeerd.
“Pas op!”
Hij wist niet wanneer de man de dolk had gepakt, maar de waarschuwing van Fink kwam te laat. Door de kracht van zijn slag was heel zijn lichaam onbeschermd. Zijn zwaard viel uit zijn handen op het moment dat hij het korte lemmet onder zijn ribben naar boven voelde gaan. De pijn was onbeschrijfelijk en Vist verloor kort het bewustzijn.
“Wees gerust, hij komt hier niet straffeloos mee weg.”
“Ja, jullie zijn wel degelijk de goeien.”
Als de eerste stuurman zijn ogen terug opende, zag hij de kapitein triomfantelijk op hem neerkijken. Plots vloog Fink tegen hem op. De man vloog achteruit en kwam hard op het dek neer, met de scheepsjongen op zijn buik. Fink had zijn kortzwaard met beide handen vast en stak het in zijn borst. “Nee!” schreeuwde hij, “Nee! Nee! Nee!” Keer op keer liet hij het zwaard tussen de ribben van de kapitein neerkomen. Toen Fink zijn zwaard uiteindelijk op het dek liet vallen, waren zijn gezicht en zijn bovenlichaam doordrenkt van het bloed en had er zich een uitdijende plas rond het lijk van de kapitein gevormd. Vist had zich op zijn ellebogen opgericht; vreemd genoeg voelde hij geen pijn meer. Hij wou iets zeggen, maar twee mannen stonden glimlachend naar hem te kijken. Ze zagen er zo vreemd uit, zo misplaatst, dat Vist zeker was dat hij hun stemmen had gehoord. Ze droegen allebei een jasje van het fijnste leer dat hij ooit gezien had, daaronder een wit hemd, een broek van iets dat hennep leek te zijn en een vreemdsoortig hoofddeksel met een klep om de zon uit hun ogen te houden.
“Welkom, Vist.”
“Wa... Wie zijn jullie?” Hij schrok toen hij merkte dat zijn stem zo hard op die van hen leek.
“Wij zijn kunstenaars. Ik ben Hendrik en dit hier is Jan. We snappen dat je veel vragen hebt...”
“Niet meer dan logisch in een geval als dit.”
“... maar ze zullen nog even moeten wachten. Kijk, je kapitein komt terug met de buit.”
Vist vond het ongemakkelijk om zijn eigen lijk te zien, maar hij was de persoon niet om zich er al te druk over te maken. Hij ging naast de kunstenaars staan en keek toe terwijl de kapitein een van de zware geldkoffers van zijn schouder op het dek liet ploffen en een huilende Fink bij de schouders pakte. Hij voelde een krop in zijn keel, maar besefte dat hij voor hen weldegelijk gestorven was.
“Straks komen we nog terug voor je begrafenis.”
“Maar nu gaan we eerst naar de montagekamer. Dan zal je zien dat het dit alles waard is geweest.”
Vist knikte. Ergens vermoedde hij dat dit niet de manier was waarop de meeste mensen zouden reageren in deze situatie, maar hij vroeg enkel: “Hebben jullie koffie?”
dinsdag, maart 21, 2006
Gemakkelijke dingen zijn leuk om te doen
In de eerste alinea van 'Meer p^sychologie. Over het fenomeen "psy-infotainment"' schrijft Jan de Vos: "Zo startte 'De Morgen' met haar Ego-katern, 'Huisje Weltevree', 'Palavra' (VRT) en 'De Psycholoog aan Huis' (Vitaya) achterna." Mij zou het niet verbazen moest die Ego-katern, met haar verwaterde pseudo-psychologie, de directe aanleiding geweest zijn tot het schrijven van de tekst; ik moet de eerste persoon nog tegenkomen die er niet onverdeeld negatief over is.
De Vos - zelf een psycholoog van opleiding - merkt op dat vakmensen het altijd moeilijk hebben met popularisering (iets wat, zo heb ik gemerkt, maar al te gemakkelijk als arrogantie wordt afgedaan door massa en media). Hij wijst echter op twee kenmerken van dit 'psy-infotainment' die te wijten zijn aan het concept popularisering zelf en die - en dit lijkt me de grootste struikelblok bij vakmensen - hun weerslag hebben op de wetenschap zelf. Ten eerste krijgt elk artikel een basis van percentages, louter statistische gegevens die de illusie van een begrijpbare werkelijkheid moeten bieden. Ten tweede proberen de psy-wetenschappen [sic] de oorzaken van de problemen die ze onderzoeken steevast te aarden in de menselijke genen, een soort legitimatie van de exacte wetenschappen. Deze twee eigenschappen bevestigen mijn afkeer van de overpopularisering van de wetenschap: indien een artikel bedoeld is voor leken én aangezien het volledig op zichzelf behoort te staan (men kan niet verwachten dat de leek wat hij leest kan aarden in een groter wetenschappelijk veld), is er geen plaats voor twijfel of zelfs maar nuance; de enige mogelijkheid is een haast dogmatische conclusie, die illusie van de begrijpbare werkelijkheid.
De schrijver trekt vervolgens een parallel tussen de psychologie en de huidige politiek, die zich zodanig aan de vrije markt heeft overgegeven dat ze haar traditionele beslissingsterrein, de economie, kwijt is; marktwaarde en merknaam is het enige wat nog telt voor de politicus. En net zoals de psychologie zich niet meer met de psyche bezighoudt, maar met percentages en (gedwongen) vorming voor de massa, zo ook bemoeit de politiek zich meer en meer met de privé-sfeer van de doorsnee burger. Hierin vinden ze elkaar ook, de gepopulariseerde psychologie en de gepopulariseerde politiek. Jan de Vos verwijst bijvoorbeeld naar de eindtermen van het lager onderwijs, die stellen dat een twaalfjarige de nodige 'sociale vaardigheden' moet hebben. Eigenlijk dat de opvoeding niet langer zomaar door de ouder mag worden geregeld, maar volgens de pyschologisch correcte methodes. Dat is waarschijnlijk de reden dat mijn vader, zelf een psycholoog, me uitdrukkelijk verbood om naar de tweejaarlijkse gesprekken op het vroegere PMS te gaan, toen ik in het middelbaar zat.
Opvallend vin ik dat de psychologie hierin op de linguïstiek lijkt: daar waar de linguïstiek vroeger het taalgebruik observeerde en neerschreef, bepaalt ze nu zelf wat correct taalgebruik is; op dezelfde manier is de psychologie vergleden van een descriptieve naar een normatieve wetenschap. 'Psy-fascisme' noemt de Vos het.
Maar zijn conclusie is niet dat we de psychologie moeten terugdrijven of verwerpen, maar dat we haar opnieuw moeten gronden in de psyche, net zoals de politiek zich niet meer moet wentelen in de vrije markt, maar in de politiek zelf.
Dit lichtelijk utopisch voornemen steun ik volmondig, maar de Ego-katern mag gerust verdwijnen.
[Dit was een opdracht voor Nederlandse Taalbeheersing.]
[Mijn excuses voor mogelijke typfouten; ik ben te lui om het na te lezen.]
Another day, another rant
Screw it, ik ga een spelletje spelen terwijl ik wacht tot ik terug naar school mag om mijn... aangepaste studentenkaart te gaan ophalen. Voor zover ik weet plakken ze er gewoon een stickertje op, maar ja, in een bureaucratie kan zelfs dat een drietal uur in beslag nemen...
maandag, maart 20, 2006
Moeilijk slikken en braaf glimlachen
zaterdag, maart 18, 2006
Jolly good, old Chap
Indien u het nog niet gedaan heeft, moet u zeker nog eens een tochtje doorheen uw stad of dorp maken, te voet en met een vrolijk muziekje in uw oren.
Geluk is een kwestie van vooruitzichten en weersomstandigheden...
donderdag, maart 16, 2006
Mannin zal zij heten...
woensdag, maart 15, 2006
Boodschappen van Algemeen Nut
Daarom, als u dit nog op tijd leest, morgen om 11u15 vertrekt er een betoging aan Brussel Centraal, dus rep u nog maar daarheen. Hup, hup! Meer informatie vindt u hier.
Verder nog een enquête over uw stemgedrag; mooie prijzen te winnen en iemand die ik ken haalt er punten mee (als u in Deurne woont alleszins, maar vult u het sowieso maar in).
Nu ga ik mijn slaap inhalen....
En zeker dit niet
De toppen van mijn vingers strijken
over je naakte huid.
Ik voel je adem op mijn gezicht,
je geur is bedwelmend.
Geen gedicht kan een aanraking evenaren.
Je huivert, onwillekeurig,
gelukkig;
mijn handen worden klauwen,
je moet dichter, komt dichter.
De toppen van mijn vingers zijn
je naakte huid,
je ademt door mij heen,
je geur is de mijne.
Wij zijn.
Geen gedicht kan een aanraking evenaren.
maandag, maart 13, 2006
Charming...
Ik wou echter nog even checken wanneer het ten laatste betaald zou moeten zijn, dus pakte ik voornoemde brief er even bij. Maar dat was buiten de waard van de UA gerekend. In plaats van te beginnen met bijvoorbeeld 'Antwerpen, 08/03/06', staat er doodleuk 'Antwerpen, postdatum.'.
Tja, dat die daar moet staan weet ik ook wel... Gelukkig heb ik de enveloppe nog; op de stempel staat ten minste niet 'afstempeldatum'...
Warning; timelimit exceeded
De robots komen
uit de hemel en de grond
met voornamelijk
lasers...
vrijdag, maart 10, 2006
Zonder enige kennis van zake
Schop de mensen maar gewoon voor de lol...
Hendrik Jan
Misschien kent u het wel, het motto van Louis Paul Boon: “Schop de mensen tot zij een geweten krijgen.” De kunstenaar (en dan zeker de pennenridder) als verheven ‘voice of reason’, die het gepeupel alles leert dat ze nodig hebben voor een vruchtvol leven; Don Quichote en zijn reuzen...
Maar ja, winners never quit and quitters never win.
U verdient echter nog een tijdige waarschuwing: er is enorm veel kans dat u lichtelijk tot zwaar geïrriteerd raakt tijdens het lezen van deze tekst en mij een arrogante hoeveelheid gebakken lucht zal vinden. So be it...
Eigenlijk wou ik dit niet doen. Eigenlijk wou ik niets meer schrijven dan een ongelaagd opiniestukje over de hetze die slechte cartoons teweeg kunnen bregen (ik vraag me nog altijd af of er ook doden zouden zijn gevallen moesten de Allah-cartoons grappig geweest zijn). Of zelfs over de man die de honden in zijn asiel verkrachtte, iets waar die beesten volgens de rechter geen last van hadden (ik vraag me nog altijd af of Michel Vandenbosch hun plaats zou hebben ingenomen om hun leed te verzachten).
Mja, helaas, het is misschien geen meta-fictie geworden (hoewel zo’n uitspraak in een tekst genoeg is om mijn logisch programmatuur te corrumperen), maar het is wel abstract. En nutteloos. En hooghartig. Noem het hendrikjaans...
Tijd om eraan te beginnen, lijkt me, want straks is mijn inleiding langer dan de eigenlijke tekst.
Laatst zat ik op café met een groep mensen die zelden samen op café gaan. Zoals zo vaak mondden de luchtige gesprekken uit in één grote, politieke discussie. Deze keer gingen het over twee kwesties, nauw samenhangend, de ene eeuwenoud, de andere slechts een luttele tweehonderd jaar oud (wel, niet echt, maar voor mij wel).
Waarschijnlijk zit ik er volledig naast, maar voor mij begint de eerste kwestie met het meningsverschil tussen Socrates en de sofisten: één Waarheid versus iedere mens zijn eigen waarheid. Ik ben een idealistische naïeveling en hou van het één Waarheid concept, maar zelfs ik besef dat dit ten hoogste één Waarheid per cultuur kan zijn – neem alleen al het verschil tussen het individualistische Westen tegenover het collectivistische Oosten. Maar jammer genoeg zit er een grote fout in de theorie van Socrates: hij beweert namelijk dat al het slechte van de mens voortkomt uit onwetendheid (hoewel het nog steeds aannemelijker is dan het ‘bon sauvage’ idee van Rousseau). Iemand wees mij er die avond echter op dat het geen kwestie is van kennis of onwetendheid, maar simpelweg van prioriteiten. Toen ik jonger was dacht ik dat menslievendheid en het idee dat alle mensen dezelfde basisvoorzieningen en kansen moeten krijgen logisch en wijdverspreid was. Ik besefte wel dat dat in onze klassenmaatschappij niet volledig het geval was en is, maar dat we het wel proberen. Hoe langer hoe minder jong ik werd, hoe meer ik echter door begon te hebben dat dit helemaal niet het geval is. Jaloezie, onverschilligheid, hebzucht, xenofobie, allemaal goed en wel, maar daar heb ik het zelfs niet over. Nee, wat begon met het Taylorisme (Taylor was een tijdgenoot van Ford, die voor elke handeling de snelste bewegingen mat en zijn arbeiders dan verplichtte om die bewegingen en enkel die bewegingen te maken) heeft zich uitgebreid tot een ideeëngoed waarbij mensen een grondstof zijn geworden en waardoor men dus op zoek gaat naar de goedkoopste en gemakkelijkste aanvoer. Ik ben niet zo naïef dat ik in het communisme geloof, maar het ver doorgedreven kapitalisme waar we de hele wereld in verdrinken doet de rillingen over mijn rug lopen. Zelfs ‘frisse lucht’ en ‘mentale gezondheid’ zijn verhandelbare goederen geworden.
Er is ook nog die tweede kwestie en nu ik nadenk over wat ik wil schrijven, merk ik dat er ook hier een lichtelijk communistische tint aanzit. Maar u weet wat ze in de jaren ’50 en ’60 in de VS zeiden: Better dead than red!
Ik moet mijzelf echter verdedigen vóór ik verder schrijf, want anders zal u waarschijnlijk spuwen op alles wat ik neerpen en mijn nuance missen (hoewel, als u al tot hier bent geraakt kan u evengoed door de ranzige appel heen bijten en dit uitlezen). Wat ik hieronder poneer is niets meer dan een theorie, een theorie die al door veel mensen voor mij is neergeschreven, die zelfs al in de praktijk is gebracht, maar die ikzelf niet toegepast wens te zien omdat ik Churchill volg in de uitspraak ‘It has been said that democracy is the worst form of government, except all others that have been tried.’
Een dikke tweehonderd jaar geleden was er namelijk een revolutie in Frankrijk (vandaar waarschijnlijk de naam ‘Franse Revolutie’...), die (uiteindelijk) tot gevolg had dat de hele bevolking in zekere zin mocht en nog steeds mag besturen door representatie – en het occasionele, van de pot gerukte referendum, maar dat is voor een andere keer. Als universitaire student heb ik echter de mogelijkheid, zij het niet ongestraft, om te zeggen dat niet iedereen even geschikt is om te regeren. Het probleem volgt uit het feit dat politici niet verkozen worden op hun capabiliteit tot regeren, maar op hun charisma en flair. Ik zou voorbeelden kunnen geven van steden die zich om onduidelijke redenen laten verleiden tot leiders die ultiem gezien nefast zouden zijn voor elk aspect van het stedelijke leven, van economie tot cultuur, maar ik ga geen open deuren intrappen. Nee, wat ik me afvraag is in hoeverre een democratie de ‘stem van het volk’ moet volgen. Wat is het toch dat de mensen zo aanspreekt aan ‘meerderheid’? Waarom zou een beslissing die door een meerderheid gesteund wordt per se een goeie beslissing zijn? Kan een beperkte groep mensen niet beter regeren indien ze dit voor langere tijd kunnen doen, zonder afgerekend te worden op elke beslissing die nodig is, maar niet in goeie aarde valt bij de bevolking?
Hmm, dit is geen communisme, dit is stalinisme...
Natuurlijk zijn er teveel problemen met dit soort oligarchie van de intelligentsia. Ten eerste is er de bovengenoemde kwestie: de regeerders zouden niet per se het beste voorhebben met het volk, maar misschien met de economie, of te beperkte aspecten van de samenleving te hoog inschatten. Ten tweede is er het probleem van wie beslist wie er regeert, want niet alleen is intelligentie moeilijk te meten, het is ook geen zekerheid voor goed bestuur. Het is ook nog maar de vraag of dit soort paternalisme in stand gehouden kan worden zonder politiestaat. En natuurlijk de twee eeuwige struikelblokken: macht stagneert in zijn gedachtengoed, en macht corrumpeert.
Tja, daar sta ik dan, als imperfecte inktwellusteling, tussen mijn imperfecte medemensen, in een imperfect systeem. Kan ik iets verbeteren? Kan ik zelfs maar iets veranderen? Kan iemand dat, of zijn we zodanig overgeleverd aan onze systemen dat ze los van onszelf evolueren?
Ik denk niet dat ik de mensen een geweten kan schoppen, noch dat Boon dit ooit heeft gedaan. Maar zolang iedereen zijn gedachtengoed blijft propageren, kunnen we ten minste de illusie van een status-quo behouden. Verandering komt toch, of we het nu willen of niet. Ik...
Het spijt me, ik zou u een hapklare moraal willen aanbieden, maar er is niets dat ik u kan vertellen dat u nog niet gehoord heeft. Misschien een hendrikjaanse haiku (dat is 5-7-5-2)?
De wereld draait rond
en wij leven en sterven
zonder besef van
donderdag, maart 09, 2006
Sent: 03:59:08 / 08-03-2006
Helaas, het was te laat...
We lagen al in bed...
woensdag, maart 08, 2006
Altijd een beetje later
Dit is een mailtje van een redactrice van de dwars-redactie (dwars zijnde het studentenblad van de UA). Het is slechts een momentopname van een vreemde situatie. dwars (een hoofdletter is uit den boze, moet u weten; het is 'dwars', niet 'Dwars', hetgeen nogal... nee, ik ga het niet zeggen) dwars, dus, heeft namelijk elke maand een interview met een student die actief is in de jongerenafdeling van één van de Vlaams/Belgische partijen. Deze maand is het normaal gezien de beurt aan het Vlaams Belang. Na een ietwat moeilijkere zoekperiode (daar er om een of andere reden haast niemand in de dwars-redactie zit die rechtstreeks een VB'er kent) was er toch een opgeduikeld. Zoals u hierboven kan lezen, is er echter een kink in de kabel gekomen. VB'ers mogen immers geen interviews geven zonder directe toestemming van bovenaf. Dit in tegenstelling tot elke andere partij in België, maar we wisten al langer dat het Vlaams Belang geen normale partij is.
Misschien heeft u ooit al eens van Godwin's Law gehoord; deze stelt dat hoe langer een internetdiscussie voortgaat, hoe dichter de waarschijnlijkheid dat er een vergelijking met nazi's of met Hitler valt bij 1 (feitelijkheid) komt. Op Wikipedia staat hierbij: There is a tradition in many Usenet newsgroups that once such a comparison is made, the thread in which the comment was posted is over and whoever mentioned the Nazis has automatically lost whatever debate was in progess.Bijgevolg ga ik het over totalitaire regimes hebben, maar sommige 'roots' gaan gewoon te diep om door te snijden.
Dat een VB'er geen interviews mag geven zonder toestemming van bovenaf, kan verschillende redenen hebben. Er is natuurlijk de mogelijkheid dat het allemaal gewoon idioten zijn die niets zinnigs te zeggen hebben, maar dat is niet enorm waarschijnlijk, simpelweg omdat de partij te groot is om procentueel gezien alleen maar idioten in haar rangen te hebben (ze moeten delen met de andere extremistische partijen, weetuwel). Het is ook mogelijk dat er teveel botsende meningen zijn binnen het VB, wat al veel waarschijnlijker is (getuige Guido Tastenhoye). Maar mijn geld blijft toch op het feit (ja, feit) dat het Vlaams Belang een holle, totalitaire partij is, zonder enige realistische bestuursideeën of zelfs maar autonome basis, die enkel kan functioneren in de oppositie, of enkele jaren aan de totale macht voor ze volledig implodeert.
Voor het vervolg moet u de volgende dwars maar in het oog houden...
Ben ik trouwens de enige die het zeer leuk vindt dat John Hurt zowel de protagonist speelt in 1984als de dictator in 'V for Vendetta'?
dinsdag, maart 07, 2006
Een beetje mager...
Tja, wat doet een mens dan? Dan gaat hij voor de televisie zitten, natuurlijk...
maandag, maart 06, 2006
zondag, maart 05, 2006
donderdag, maart 02, 2006
Een stap dichter bij gelukkig sterven
De originele reeks heb ik nooit gezien, maar ik ben nu bezig met de nieuwe reeks te downloaden (ze is niet te bekijken in België, dus ik zit in de grijze zone wat legaliteit betreft) en...
Het is waarschijnlijk de beste sci-fi reeks, of film die ik ooit al heb gezien; geniaal design, tamelijk tot heel goed acteerwerk en een scenario dat pathetisch genoeg is om in contact te blijven met zijn roots (ja, sci-fi is in wezen een beetje melo-dramatisch), maar toch genoeg verrast en bovenal zeer echt aanvoelt. Je krijgt haast het gevoel dat ze het op locatie hebben opgenomen.
Pas op, ik zeg niet dat u hier per definitie van gaat houden, maar als u ook maar de lichtste affiniteit voelt voor science-fiction, bekijk dan de nieuwe 'Battlestar Galactica'-reeks. U zal zich er volledig in kunnen verdrinken.
Jammer genoeg is ze in onze contreien enkel maar te verkrijgen via torrents, maar als u niet weet hoe dit werkt (of dit niet kan achterhalen), vrees ik dat u de nerd uit uw vriendenkring zal moeten aanspreken, zodat hij het kan regelen. Ik ga nog steeds geen rechtszaken riskeren.
woensdag, maart 01, 2006
Een God op het puntje van mijn tong
In première, de hendrikjaanse haiku, gedichten met een clou in een 5-7-5-2 lettergrepen patroon. Gemakkelijk te schrijven en goed voor vrijwel elke situatie; begin of eindig uw brieven met een hendrikjaanse haiku en de lezer zal u onmiddelijk geloven.
Voorbeeldjes? Hier zijn er twee:
Eigenlijk is er
maar één iets dat ik kan doen
om haar te eren.
Ik zwijg.
De wereld draait rond
en we leven en sterven
zonder besef van
elkaar.