dinsdag, maart 21, 2006

Gemakkelijke dingen zijn leuk om te doen

Voor u, een indicatieve samenvatting.


In de eerste alinea van 'Meer p^sychologie. Over het fenomeen "psy-infotainment"' schrijft Jan de Vos: "Zo startte 'De Morgen' met haar Ego-katern, 'Huisje Weltevree', 'Palavra' (VRT) en 'De Psycholoog aan Huis' (Vitaya) achterna." Mij zou het niet verbazen moest die Ego-katern, met haar verwaterde pseudo-psychologie, de directe aanleiding geweest zijn tot het schrijven van de tekst; ik moet de eerste persoon nog tegenkomen die er niet onverdeeld negatief over is.
De Vos - zelf een psycholoog van opleiding - merkt op dat vakmensen het altijd moeilijk hebben met popularisering (iets wat, zo heb ik gemerkt, maar al te gemakkelijk als arrogantie wordt afgedaan door massa en media). Hij wijst echter op twee kenmerken van dit 'psy-infotainment' die te wijten zijn aan het concept popularisering zelf en die - en dit lijkt me de grootste struikelblok bij vakmensen - hun weerslag hebben op de wetenschap zelf. Ten eerste krijgt elk artikel een basis van percentages, louter statistische gegevens die de illusie van een begrijpbare werkelijkheid moeten bieden. Ten tweede proberen de psy-wetenschappen [sic] de oorzaken van de problemen die ze onderzoeken steevast te aarden in de menselijke genen, een soort legitimatie van de exacte wetenschappen. Deze twee eigenschappen bevestigen mijn afkeer van de overpopularisering van de wetenschap: indien een artikel bedoeld is voor leken én aangezien het volledig op zichzelf behoort te staan (men kan niet verwachten dat de leek wat hij leest kan aarden in een groter wetenschappelijk veld), is er geen plaats voor twijfel of zelfs maar nuance; de enige mogelijkheid is een haast dogmatische conclusie, die illusie van de begrijpbare werkelijkheid.
De schrijver trekt vervolgens een parallel tussen de psychologie en de huidige politiek, die zich zodanig aan de vrije markt heeft overgegeven dat ze haar traditionele beslissingsterrein, de economie, kwijt is; marktwaarde en merknaam is het enige wat nog telt voor de politicus. En net zoals de psychologie zich niet meer met de psyche bezighoudt, maar met percentages en (gedwongen) vorming voor de massa, zo ook bemoeit de politiek zich meer en meer met de privé-sfeer van de doorsnee burger. Hierin vinden ze elkaar ook, de gepopulariseerde psychologie en de gepopulariseerde politiek. Jan de Vos verwijst bijvoorbeeld naar de eindtermen van het lager onderwijs, die stellen dat een twaalfjarige de nodige 'sociale vaardigheden' moet hebben. Eigenlijk dat de opvoeding niet langer zomaar door de ouder mag worden geregeld, maar volgens de pyschologisch correcte methodes. Dat is waarschijnlijk de reden dat mijn vader, zelf een psycholoog, me uitdrukkelijk verbood om naar de tweejaarlijkse gesprekken op het vroegere PMS te gaan, toen ik in het middelbaar zat.
Opvallend vin ik dat de psychologie hierin op de linguïstiek lijkt: daar waar de linguïstiek vroeger het taalgebruik observeerde en neerschreef, bepaalt ze nu zelf wat correct taalgebruik is; op dezelfde manier is de psychologie vergleden van een descriptieve naar een normatieve wetenschap. 'Psy-fascisme' noemt de Vos het.
Maar zijn conclusie is niet dat we de psychologie moeten terugdrijven of verwerpen, maar dat we haar opnieuw moeten gronden in de psyche, net zoals de politiek zich niet meer moet wentelen in de vrije markt, maar in de politiek zelf.
Dit lichtelijk utopisch voornemen steun ik volmondig, maar de Ego-katern mag gerust verdwijnen.


[Dit was een opdracht voor Nederlandse Taalbeheersing.]
[Mijn excuses voor mogelijke typfouten; ik ben te lui om het na te lezen.]

Geen opmerkingen: