Met alle opinies over de (ondertussen geschrapte) aflevering van Plat Prefere, waarin Jeroen Meus het favoriete gerecht van Adolf Hitler zou klaarmaken, betwijfel ik ten zeerste of de mijne nog iets kan toevoegen. Eerlijk gezegd weet ik het ook niet goed: dat dit een gevoelige snaar kan raken lijkt me niet onmogelijk, al is dat als reden voor censuur een slippery slope; dat dit Hitler zou banaliseren lijkt me sterk, al was het maar omdat de man verantwoordelijk is voor iets dat enkel te banaliseren is door het soort mensen dat alleen naar Canvas kijkt (of laat kijken) als hun ideologie volledig terecht door het slijk wordt gehaald. Het enige wat dit programma eventueel zou kunnen doen (ik heb er nog geen enkele aflevering van gezien en uiteraard ook de deze niet) is Hitler vermenselijken, wat me eerlijk gezegd nooit een slecht idee lijkt. Zolang we geloven dat het kleine mannetje meer of minder was dan een mens, een monster of een held (jaja, er zijn zo'n mensen, maar gelukkig meestal gemarginaliseerd), is het moeilijk om ons te wapenen tegen een terugkeer van gelijkaardige situaties. Hitler was een mens die erin geslaagd is om een bevolking die niet slimmer of dommer was dan de bevolkingen die we vandaag de dag zien om te vormen tot een natie met een sterke economie, een reusachtig leger en serieus geschifte ideeën, waar bepaalde, betrekkelijk arbitrair gekozen, bevolkingsgroepen plots minder waard zijn dan, wel, iets dat niet veel waard is. Klinkt angstaanjagend bekend, buiten misschien die sterke economie.
Maar los daarvan, stoorde ik me eerlijk gezegd meer aan hoe de VRT met dit alles is omgegaan. Ik heb twee reacties gehoord; eentje van de programmadirecteur die, gevraagd of hij iets gelijkaardigs over Dutroux zou maken, antwoordde dat er daar geen interessant culinair verhaal aan vasthing. Slecht antwoord, al was het maar omdat dit impliceert dat de man het zeker wel zou zien zitten als Dutroux naast een kinderverkrachter en -moordenaar ook een goeie kok was. De andere reactie was (ik weet niet juist van wie, maar alleszins ook verbonden aan de VRT) dat de aflevering geannuleerd was vanwege de heftige reacties ("ook uit niet-joodse hoek", auch), maar dat ze wel vond dat het een sereen programma was dat Hitler op geen enkele manier verheerlijkte. Laf, noem ik dat. Ofwel probeer je een goed, genuanceerd programma te maken en verdedig je dit tegen ongenuanceerde kritiek; met een beetje geluk krijg je én hoge kijkcijfers én legt het programma de criticasters wel het zwijgen op. Ofwel geef je toe dat er een fout is gemaakt en dat de kritiek terecht was.
Maar dit, zeggen "goed, goed, jullie krijgen jullie zin, maar eigenlijk is het onterecht", laat enkel maar zien dat de VRT nog veel te leren heeft. De media is ook een steunbeer van de democratie, de openbare omroep misschien wel de kern van gewapend beton, maar op het moment dat controverse zonder fout gemeden moet worden en dat het enige doel is om zoutloos entertainment te serveren, zoals we voornamelijk voorgeschoteld krijgen, als het eigenlijk een commerciële omroep wordt die kijkcijfers en naambekendheid boven informeren en intellectuele uitdaging kiest, wordt het misschien tijd om de subsidies te gebruiken voor nuttigere dingen. We hebben nog een begroting die wel wat geld kan gebruiken, als ik me niet vergis.
dinsdag, oktober 28, 2008
woensdag, oktober 15, 2008
Brace for Impact
Het lijkt me al kort door de bocht als ik zeg dat weblogs een impact hebben, laat staan mijn eigen weblog, maar u weet, als u een maagd offert om de zon te plezieren en haar de volgende dag te laten opkomen, dan moet u de volgende dag - als de zon blijkbaar geplezierd en opgekomen is - zeker wel opnieuw een maagd offeren. That's just the way us religious folk think!
Dit maar om te zeggen dat ik niet zeker ben dat mijn stukje van vorige maand over de recensies van kutspelletjes in het weekblad Humo enige impact heeft gehad, maar dat er alleszins verbetering in de situatie is gekomen, als ik zo kijk naar de afgelopen nummers.
Misschien heb ik vorige keer gewoon op een slecht moment gekeken, misschien had de recensent het zelf door of misschien heeft hij of zij gelijkaardige commentaar van iemand anders gekregen. Maar waarom zou ik zoiets denken? Zolang niemand mij onderbouwd van het tegendeel kan overtuigen, heb ik hier mee een hand in. Dat het lang moge duren.
Binnenkort nog enkele nieuwe stukjes in de reeks 'Buiten wijken', aangezien de bosduif mij doeltreffend heeft weten te flatteren. Altijd leuk.
Dit maar om te zeggen dat ik niet zeker ben dat mijn stukje van vorige maand over de recensies van kutspelletjes in het weekblad Humo enige impact heeft gehad, maar dat er alleszins verbetering in de situatie is gekomen, als ik zo kijk naar de afgelopen nummers.
Misschien heb ik vorige keer gewoon op een slecht moment gekeken, misschien had de recensent het zelf door of misschien heeft hij of zij gelijkaardige commentaar van iemand anders gekregen. Maar waarom zou ik zoiets denken? Zolang niemand mij onderbouwd van het tegendeel kan overtuigen, heb ik hier mee een hand in. Dat het lang moge duren.
Binnenkort nog enkele nieuwe stukjes in de reeks 'Buiten wijken', aangezien de bosduif mij doeltreffend heeft weten te flatteren. Altijd leuk.
zondag, oktober 05, 2008
Buiten wijken, deel 2
Het is de penetrante alcoholgeur die me wekt. Overal alcohol. Overalcohol. Het is een slechte mop, zelfs geen mop, maar ik moet er toch om grinniken. Pijn schiet tussen mijn slapen. De fles in mijn hand valt met een luide bons op de stenen en rolt in de goot. Brasovka, bizon wodka. De walm stijgt op uit mijn kleren. Ik sluit mijn ogen en bots met mijn achterhoofd tegen de lantaarnpaal waar ik tegen zit. Een kreun ontsnapt aan mijn lippen. Aan de overkant van de straat kijken een oudere vrouw en haar keffer me afkeurend aan. Ik knik naar hen en ze lopen verder, hun neuzen in de lucht. De ochtendschemering is net voorbij.
Het duurt nog bijna een half uur voor ik de energie vind om iets meer te doen dan kijken en kreunen. De fles in de goot, nog ongeveer voor een derde gevuld, lijkt de beste pijnstiller die voor handen is. Als ik er naar reik, voel ik iets in mijn ribben porren. In mijn jaszak zit een kartonnen doosje, codeïne, pijnstillers. Heel even twijfel ik nog, maar besluit de wodka dan toch maar voor later te houden. Twee pillen en nog enkele minuten later kan ik, met wat hulp van de lantaarnpaal, overeind staan.
Nog steeds geen herkenningspunten. Hier is waar ik wankel. Voor ik een richting kan kiezen om op zoek te gaan naar iets dat ik wel zou kiezen eens ik aan het wandelen was, komt ze de hoek om gewandeld. Iets in mij zegt, roept dat ik niet opgelucht mag zijn bij haar aanblik; zelfzeker, met een onleesbare glimlach. Een pijnscheut, gedempt door de medicatie, is een waarschuwing die in de wind wordt geslagen.
“Het spijt me.”
Ik knik. Dat was me al duidelijk.
“We kunnen terugkeren.”
Ze bukt zich en pakt de fles Brasovka op.
“Geen bussen, treinen of vliegtuigen. Dit zal ons al een eind op weg helpen.”
Ze laat de wodka even rondtollen in de fles, schroeft de dop eraf en neemt een kleine slok.
“Wa...” Mijn stem wordt in mijn keel geblokkeerd. Ik hoest, rochelend, en neem een teug van de aangeboden fles. “Wat heb je gedaan?”
Niet beschuldigend, enkel nieuwsgierig, maar toch trekt haar mond samen. Ze slaat haar jas aan één kant open. Een schouderholster met een klein, zwart pistool.
“Moord is niet altijd verwerpelijk.” Ergens tussen een vraag en een stelling. Ze zegt niets en kijkt weg. Ik schud mijn hoofd en neem haar hand vast.
“Bedankt voor de pijnstiller.”
Het duurt nog bijna een half uur voor ik de energie vind om iets meer te doen dan kijken en kreunen. De fles in de goot, nog ongeveer voor een derde gevuld, lijkt de beste pijnstiller die voor handen is. Als ik er naar reik, voel ik iets in mijn ribben porren. In mijn jaszak zit een kartonnen doosje, codeïne, pijnstillers. Heel even twijfel ik nog, maar besluit de wodka dan toch maar voor later te houden. Twee pillen en nog enkele minuten later kan ik, met wat hulp van de lantaarnpaal, overeind staan.
Nog steeds geen herkenningspunten. Hier is waar ik wankel. Voor ik een richting kan kiezen om op zoek te gaan naar iets dat ik wel zou kiezen eens ik aan het wandelen was, komt ze de hoek om gewandeld. Iets in mij zegt, roept dat ik niet opgelucht mag zijn bij haar aanblik; zelfzeker, met een onleesbare glimlach. Een pijnscheut, gedempt door de medicatie, is een waarschuwing die in de wind wordt geslagen.
“Het spijt me.”
Ik knik. Dat was me al duidelijk.
“We kunnen terugkeren.”
Ze bukt zich en pakt de fles Brasovka op.
“Geen bussen, treinen of vliegtuigen. Dit zal ons al een eind op weg helpen.”
Ze laat de wodka even rondtollen in de fles, schroeft de dop eraf en neemt een kleine slok.
“Wa...” Mijn stem wordt in mijn keel geblokkeerd. Ik hoest, rochelend, en neem een teug van de aangeboden fles. “Wat heb je gedaan?”
Niet beschuldigend, enkel nieuwsgierig, maar toch trekt haar mond samen. Ze slaat haar jas aan één kant open. Een schouderholster met een klein, zwart pistool.
“Moord is niet altijd verwerpelijk.” Ergens tussen een vraag en een stelling. Ze zegt niets en kijkt weg. Ik schud mijn hoofd en neem haar hand vast.
“Bedankt voor de pijnstiller.”
donderdag, oktober 02, 2008
Buiten wijken, deel 1
Twaalf dagen met slechts één doel voor ogen. En nu sta ik hier, op een plaats die ik enkel ken doordat ik er ben. Alle buitenwijken lijken op elkaar. In West-Europa alleszins. West-Europa, dat is nog steeds vaag. Er hangt wat verder een bord met 'Bahnhof'. Duitsland dus, of de Oostkantons. Dat laatste zou betekenen dat ze in een cirkel heeft gewandeld, ik haar achterna. Niet onmogelijk.
Twaalf dagen met enkel haar foto en haar naam om me te leiden. Maar het is bijna voorbij. Wie weet wat er dan begint. Ze zit verderop. Dat weet ik. Maar niet waarom, waarom zij daar zit of ik dat weet. Elke stap is afgemeten. Ik bevind me buiten mijn verbeelding, in de blinde vlek van mijn bewustzijn, geen enkel idee wat ik kan verwachten.
Ze staat verderop, te wachten. Als iemand de situatie controleert, ben ik het niet. Onze blikken haken in elkaar, de straatlampen springen uit, mijn hart mist een slag. Ik zie enkel duisternis. Haar lippen op de mijne. Langzaam wennen mijn ogen aan de duisternis. Er speelt een flauwe glimlach om haar mond, maar ze is niet vrolijk. Verdriet of schuld, ik hoor het ook in haar stem.
“Je had thuis moeten wachten.”
Ik zeg niets, heb nog niet volledig verwerkt dat ze me gekust heeft.
“Waarom gaf je niet op?”
Ik weet het niet, in die mate dat ik zelfs mijn schouders niet ophaal.
“Het spijt me.”
Het is te donker om te zien dat ze iets vast heeft. Maar ik voel het nog wel, iets hard en iets zwaar, wanneer ze me recht op mijn slaap raakt.
“Het spijt me.”
Enkel een blinde vlek.
Twaalf dagen met enkel haar foto en haar naam om me te leiden. Maar het is bijna voorbij. Wie weet wat er dan begint. Ze zit verderop. Dat weet ik. Maar niet waarom, waarom zij daar zit of ik dat weet. Elke stap is afgemeten. Ik bevind me buiten mijn verbeelding, in de blinde vlek van mijn bewustzijn, geen enkel idee wat ik kan verwachten.
Ze staat verderop, te wachten. Als iemand de situatie controleert, ben ik het niet. Onze blikken haken in elkaar, de straatlampen springen uit, mijn hart mist een slag. Ik zie enkel duisternis. Haar lippen op de mijne. Langzaam wennen mijn ogen aan de duisternis. Er speelt een flauwe glimlach om haar mond, maar ze is niet vrolijk. Verdriet of schuld, ik hoor het ook in haar stem.
“Je had thuis moeten wachten.”
Ik zeg niets, heb nog niet volledig verwerkt dat ze me gekust heeft.
“Waarom gaf je niet op?”
Ik weet het niet, in die mate dat ik zelfs mijn schouders niet ophaal.
“Het spijt me.”
Het is te donker om te zien dat ze iets vast heeft. Maar ik voel het nog wel, iets hard en iets zwaar, wanneer ze me recht op mijn slaap raakt.
“Het spijt me.”
Enkel een blinde vlek.
Abonneren op:
Posts (Atom)