vrijdag, december 24, 2004

Marie bewonderde

Dat deed ze wel vaker; het was uit het niets gegroeid in haar kindertijd en nu ze bijna tot volle wasdom was gekomen waren er maar weinig dingen die ze liever deed dan bewonderen.
Deze keer was er echter een merkwaardig verschil. Men had haar reeds lang gezegd dat het de normaalste zaak van de wereld was; meer zelfs: er werd beweerd dat bewonderen alleen maar op die manier mogelijk was.
Toch was dit de allereerste keer dat ze aan de lijve ondervond dat het niet alleen mogelijk was om iéts te bewonderen, maar ze kreeg ook een vaag vermoeden dat het inderdaad wenselijk was. Ze had alleszins een onmiddelijk gevoel van verwezenlijking, iets waar ze ander lang op moest wachten.
De buschauffeur leek echter een probleem te hebben. Hij had al twee maal 'Kan ik u helpen?' gevraagd, maar Marie - die op dat moment volledig was aan het opgaan in 's mans fijn gekrulde snorharen - bleef haar gezicht op een luttele twee centimeter van het zijne houden.
Ze verplaatste haar bewondering net naar zijn neus, toen hij even opzij keek en hun neuspunten elkaar kort raakten. Door deze onverhoopte gunst viel Marie in kattenzwijm op zijn arm, die daardoor het stuur naar rechts trok. De bus kon niet anders dan gehoorzamen en reed een eindje op een buigende verkeerspaal, die toevallig boog op het hoofd van een ongelukkige passant die net drie uur de liefde had bedreven met zijn minnares en nu op weg was naar huis om hetzelfde te gaan doen met zijn vrouw. Hij moest echter de tram hebben.

Marie kwam nog net op tijd bij bewustzijn om te zien hoe haar buschauffeur haar gebruikte als opstapje om weg te raken, heel de tijd hoog en schriel gillend.
'Ach,' dacht ze, terwijl de vlammen aan haar schoenen likten, 'hoe zal ik ooit zo'n man het hof kunnen maken.'



Dit is geïnspireerd op de titelzin, die tijdens de les Algemene TaalKunde als voorbeeld werd gebruikt. Aangezien de les zelf niet heel interessant was, leek dit me productiever...

Geen opmerkingen: