Inderdaad.
Dus, bij deze, prozaïsche sf poëzie, of poëtisch sf proza, u mag zelf kiezen.
En durf nu nog eens te beweren dat ik met dit alles een bedoeling heb.
Tot stof zult gij wederkeren
Folker Debusscher
De nutteloosheid van het leven stond in scherp contrast met het belang van het zijn.
Geconcentreerd licht vulde de oneindige leegte, de zielen van de soldaten vulden de hel.
Twee strijdende vloten; reusachtige vormloze wezens met ontelbare tentakels.
Een onbeschrijfbare poëzie die werd verdronken in het geschreeuw van de stervenden.
Drie verlieten er de basis, zonder versterking, zonder hoop, alleen met elkaar.
Niet meer dan vliegen tussen de monsterformaties; nog minder tegen de galactische achtergrond.
Hun gedachten waren eenduidig; de energie gebundeld, de tranen reeds vergoten.
Zij waren niet gedoemd tot sterven; zij waren al dood.
Alfa, Bèta en Gamma zochten hun weg zorgvuldig tussen explosies en wrakken.
Het doel was alles; falen een al te waarschijnlijke optie.
Angst noch woede dreef hen voort; het was kille wraak die hen naar het hart van het beest leidde.
Geen man, vrouw of kind had ooit hun hart tot liefde beroerd; hun volk des te meer.
Nu de eer van hun mensen was ontnomen, trokken de drie – familie in ziel – ten strijde.
De aartsvijand, het beest; recht voor hen, dichter elke tikkende seconde.
Het lag te wachten, onzeker over het onbekende dat ze brachten.
Elke verdediging die met analytische kilheid werd omzeild deed de angst toenemen.
Als een dodelijk gewond dier begon het alle kanten uit te slaan.
Het enige gevolg was dat de pijl dichter naar het hart drong.
Een licht sidderen en een sidderend wit licht.
De dodelijke lading was vertrokken, het einde te dicht om te bevatten.
De drie wisten het, een kort ‘vaarwel’ het enige afscheid.
Een tweede zon gloeide feller dan de eerste, vraatzuchtiger dan de twee monsters die het vernietigde.
Na het halve moment drukte de duisternis en de stilte van het niets harder dan ooit.
De overlevenden keerden terug; naar vrouw en kinderen, naar ouders, naar de haard.
Naar huis.
De oorlog was voorbij; iedereen had gedaan wat hij moest doen.
De rest was een zorg voor anderen.
Voor later.
En ja, ik weet ook wel dat het geen goed proza is, noch mooie poëzie, noch degelijke science-fiction.
Maar ik kan nu wel sterven in de wetenschap dat ik iets gecreëerd heb dat buiten de sleur van het alledaagse valt. And that's a start...
1 opmerking:
Knap-Krachtig, althans dit stuk.
Het overige is inderdaad zeer incoherent,zeker niet bizarre,nietszeggend en te langdradig.
Alles heeft een bedoeling (of is er van te maken) so....
Een reactie posten