dinsdag, november 16, 2004

Dinsdagnamiddag; 16:50

De les is net gedaan en ik begin rustig mijn spullen in te pakken.
Ze zat vier rijen voor mij - recht voor mij - en ik kijk naar haar terwijl ze zich op de tamelijk plotse winterkoude begint te kleden.
Op weg naar buiten word ik tegengehouden om nog een blad te krijgen van een les die ik had gemist. Wanneer ik opnieuw naar haar wil kijken, is ze weg. Ik blijf dan ook niet babbelen zoals ik normaal doe, maar wandel gezwind de trappen op.
De eerste keer dat ik haar had aangesproken was zij me toevallig voorbijgewandeld, alleen, en ben ik erin geslaagd om met trillende benen haar naam te vragen. Een week later had ik haar via dezelfde weg zien wandelen, maar was ze vergezeld van 2 vrienden: ik te timide.
Nu volgde ik dezelfde weg, in de hoop haar te kunnen vragen of ze niet onmiddelijk iets wou gaan drinken.
Helaas, ik kom aan de plaats waar ik vermoed dat ze haar tram neemt, zonder haar te zien. Een halve minuut later is ze nog steeds niet in zicht en wandel ik door. Via een omweg richting huis, ik kom nog mensen tegen, uiteindelijk pak ik toch een tram.
Als ik afstap besluit ik om thuis nog even uit te stellen. De muziek die door mijn oortjes komt vang ik nog amper op; ik wandel slechts, een voet voor de andere, het dichtste dat ik ooit zal komen bij een meditatieve staat.
Op het plein aangekomen zet ik me neer en steek ik een sigaret op. De koude raakt me niet echt meer.

Ik geloof eerst niet goed wat ik zie, knipper, kijk weg, trek van mijn sigaret. Haar lippen bewegen nu en ik haast me om de oortjes uit mijn oren te trekken.
"Dag, Folker." zegt ze nogmaals.
Het normale 'Goeieavond.' verandert op weg naar mijn mond in "Wat doe jij hier?"
Haar mondhoeken zakken een beetje. "Ben je niet blij om me te zien?"
Ik schuif symbolisch een beetje op en klop met mijn vlakke hand naast me op de stenen trede.
"Integendeel, ik had het gewoon niet verwacht."
Haar schoonheid betovert me eens te meer; ik weet niet meer wat te zeggen en haal dan maar mijn pakje sigaretten boven. Ze weigert beleefd.
"Nee, dank je. Ik rook niet."
Ik gooi mijn eigen sigaret weg.
"Ik ben je gevolgd."
Mijn hart springt op.
"Ik wou niet meer wachten tot vrijdag, maar je verdween elke keer voor ik iets kon zeggen. Het is maar goed dat onze halve richting door jou weet wie ik ben, blijkbaar."
Ik ontwijk haar blik en begin te blozen, in de war over of dit nu een verwijt is of niet.
"Folker."
Ze pakt mijn hand vast en ik kijk haar aan.
"Nu ben ik pas je engeltje."
Haar lippen op de mijne; geluk is helemaal niet moeilijk te bereiken...



Ziet u? Dit is waarom ik mijn wereld prefereer boven die van jullie: in die van mij is alles veel simpeler, tot en met de relativiteit van realiteit...

Geen opmerkingen: