zaterdag, april 28, 2007

Hoofdstuk Één (3)

Tynian had een fles Rode Lanners opengetrokken, ‘nu het er nog is’. Ze zaten in de sobere keuken aan een fijn afgeschuurde houten tafel, waar veel donkere koffieringen opzaten. Aneska vertelde over haar vertrek en hij keek haar met grote ogen aan.
“Volledig gestopt? Zonder zelfs maar Vuur en IJs mee te nemen?”
Ze schudde haar hoofd en draaide zich naar Perijn. “Vuur en IJs waren mijn zwaarden.” Ze legde de brief op tafel. “Dit heeft Hij mij nog wel gegeven.”
De smid las het en glimlachte. “Wel, zoals altijd heeft Hij weer gelijk: ik bén wel heel blij je nog eens te zien.”
Aneska reikte over tafel en pakte zijn hand vast. “En ik jou, lieveling. Waar is Nivane?”
Tynian keek even naar de deur en vervolgde toen iets stiller “Hier is ze gestorven, Hij had haar ergens anders nodig. Het is slechts een paar jaar geleden gebeurd, maar Kira heeft het zo goed opgenomen dat ik denk dat ze ergens wel weet wat er is gebeurd.”
“Waarom niet? Als ze weet dat er engelen op aarde rondlopen?” vroeg Perijn.
“Er is een groot verschil, hertog, tussen engelen op aarde accepteren en aanvaarden dat je eigen moeder moest sterven opdat ze naar een andere, fysieke wereld kon gaan.”
“Is zij ook… speciaal?”
“Dat ligt in Gods handen, hertog.”
“Ligt alles daar niet?”
Aneska grinnikte. “Als dat zo was, zouden we allemaal op het strand liggen met een cocktail in ons hand.”
“Kokteel?”
“Laat maar, liefje. Welke dingetjes heb je zoal voor mij, Tyn?”
De smid stond op met twinkelende pretoogjes en wenkte hen te volgen. Aneska sprong glimlachend recht en liep achter hem aan, maar Perijn stond rustig op en pakte zijn beker wijn. Het was allemaal tamelijk verwarrend voor iemand die twee weken geleden nog aan het bestaan van God twijfelde.
Kira was nog steeds haar dolk aan het wetten en keek slechts even op toen het drietal terug binnenkwam. Haar vader pakte een groot, in jute gewikkeld pak uit de wandkast tegenover het smidsevuur en legde het op het grootste aambeeld.
“Voilà. Met liefde gemaakt en gegeven.” zei hij en hield Aneska een gekarteld mes voor.
In een vlotte beweging sneed ze de knoop door in het touw dat het pak bij elkaar hield, zichtbaar opgewonden. Ze hield haar adem in toen ze zag wat erin zat.
“Oh, Tyn! Fantastisch!” Ze wou het borstharnas oppakken, maar de smid hield haar tegen.
“Ga het ineens aandoen. Als er dan nog iets is dat niet volledig goed zit, kan ik het ineens aanpassen.”
“Dat zou ook de eerst keer zijn.” lachte ze. Met het grote pak in haar armen verdween ze glunderend de keuken in. Kira stak haar dolk terug in de enkelschede en maakte de schede aan de zijkant van haar riem los. Dat spreidde ze op haar been en pakte een van de vijf kleine werpmessen die erin zaten. Schijnbaar met opperste concentratie begon ze het te slijpen, langzaam en gelijkmatig halve cirkels makend. De smid tikte Perijn op de schouder en hij wendde zich af van het meisje.
“Ik heb nog iets voor haar, hertog, maar ik ben niet te persoon om het haar te geven.”
Perijn hoorde een korte hapering in het steen-op-metaal geluid en hoewel Kinar hier geen aandacht aan besteedde, wist de hertog dat Kira aandachtig luisterde. Ze liet echter niets blijken en Perijn vergat haar volledig toen hij zag was de smid uit zijn broekzak viste. Met grote ogen keek hij naar de platina ring die in zijn hand viel. Aan de binnenkant stond een inscriptie: Creandum Caelo.
“Wat betekent het?”
“In de hemel gemaakt.”
Kletterend viel het mes op de grond. Met een rood hoofd griste Kira het op, mompelde ‘Sorry’ en rende naar buiten.
De smid zuchtte. “Ik wou dat Nivane hier nog was. Maar goed, je weet wat je te doen staat. Ik zal wel even met haar gaan spreken.”
Vlak voor hij buitenging draaide Perijn zich om. “Tynian. Dank je.”
Hij grijnsde. “Heel graag gedaan, hertog.”
De smid was amper buiten of de keukendeur ging open en Aneska stapte met een zwierige buiging de werkplaats binnen. Ze droeg een glimmend borstharnas met bijhorende pols en scheenbeschermers over een leren broek en tuniek, soepele leren laarzen en een donkerblauwe mantel. Rond haar middel hingen kruislings twee gevesten, links een zwaard en rechts een dolk. Op haar borst stond een uilenkop, net als op de beschermers. Perijn kon niet anders dan staren.
“Wat denk je?” vroeg ze en maakte een pirouette zodat haar mantel wijd uitzwaaide.
“Wondermooi.” zei hij en liep naar haar toe. Ze schrok slechts even toen hij op één knie ging zitten.
“Aneska, je bent…”
Ze begon te giechelen en Perijn fronste. “Alsjeblief, meisje, dit is al moeilijk genoeg.”
“Geef me gewoon de ring en kus me.”
Onceremonieel schoof hij de ring rond haar vinger en sloot zijn armen om haar heen. Na een tijdje trok ze haar hoofd wat naar achter en keek hem recht in de ogen.

"Ja.” ademde ze.

Geen opmerkingen: