maandag, april 30, 2007

Hoofdstuk Twee (2)

“Men zegt dat er veel valt af te leiden uit de vrienden die een man heeft. Wat zou men uit de uwe kunnen afleiden, meestersmid?”
“Ik werk met hamer en aambeeld, heer, niet met gissingen en gezegdes. Kan ik u helpen?”
“Ach,” de oude man zuchtte theatraal, “ik vrees dat het met zo’n houding moeilijk wordt. En ik kwam u nog wel een waarschuwing brengen. U en de hertog daar.”
Kira had ongemerkt een van haar messen uit de schede gehaald en hield het tegen haar been, klaar voor alles. Hoewel hij oude en versleten leek, ging er van Azral een onaangename dreiging uit. Perijn was naast Tynian gaan staan, zijn armen voor zijn borst gekruist. “Wat wil je, oude man?”
“Kent u het spel ‘Duivelen en Engelen’, heren?” Als iemand door deze opmerking schrok, lieten ze het niet merken. “De speler die voor Engelen kiest moet elke stap tactisch overwegen,” ging hij verder, “want elk stuk is waardevol. Bij de Duivelen kan men gemakkelijker al eens een pion verliezen.”
“Maar de Duivelen zijn niets zonder hun Heer.”
“En de Engelen wel. Bedoelt dat het niet erg zou zijn moest u sterven, heer hertog?” vroeg Azral met een glimlach.
Kira’s hand schoot naar voren. Het mes wentelde twee keer rond voor het trillend in de houten staf terecht kwam. Zonder een spier te vertrekken trok Azral het mes eruit en wierp het op de grond. “Houd uw teef onder controle, smid; agressieve honden worden afgemaakt.”
“Hou uw tong onder controle, heer,” antwoordde Tynian, “u zou ze wel eens kunnen verliezen.”
Azral draaide zich om in de richting van de zwarte koets die op de straat, net in het zicht stond. “We zullen zien, we zullen zien. Het spel is begonnen, heren; ik denk dat u zich best terug naar huis spoed, hertog Arkanas. Uw pionnen zijn terug.” Zijn lijfwacht opende de deur voor hem en ging op de bok zitten. Met een ruk aan de teugels verdween de koets uit het zicht.
“Het spijt me, pap, ik...” begon Kira, maar haar vader stopte haar en raapte het mes op.
“Het is in orde, meisje,” zei hij glimlachend, “Ik was van plan om zijn neus te breken en dat zou heel wat meer... kwaad bloed hebben gezet.” Hij gaf haar het mes terug en omhelsde haar.
“Wij moeten terugkeren. Bedankt voor alles, Tynian. We komen nog wel langs voor we vertrekken.”
Graag, kleintje. Als er nog iets waar ik jullie mee kan helpen...”

Geen opmerkingen: