vrijdag, april 27, 2007

Hoofdstuk Één (2)

“Gegroet, meestersmid.”
“Gegroet, hertog Arkanas. Wat brengt u naar mijn smidse?”
“God eigenlijk, maar, belangrijker, mijn toekomstige vrouw.”
Perijn maakte een lichte buiging en wou Aneska voorstellen, maar deze was stokstijf in de deuropening blijven staan en staarde naar Kinar. De smid glimlachte.
“Dat is weer lang geleden, kleintje.”
“Tynian?” Wezenloos zette Aneska een stap naar voor. “Ben jij het echt?”
Hij strekte zijn armen uit en ze omhelsden elkaar. De hertog keek een tikkeltje gegeneerd de smidse rond. Hij snapte niet wat er aan de hand was en wou om uitleg vragen, maar vond dat hij dit weerzien niet zomaar kon verstoren. Hij was echter al zo vaak in de werkplaats van Kinar geweest, dat hij deze tot in de details voor de geest kon halen. Het laaiende smidsvuur, de grote aambeelden, de blinkende harnassen en de zwaarden ernaast. In de hoek tussen de schoorsteen en de muur had een spin zich jaren geleden in de behaaglijke hitte genesteld die Kinar…Tynian…de smid weigerde te verwijderen omdat “het beestje ook maar een thuis zoekt” en “het toch niets verkeerd doet”. Perijn maakte de fout echter niet meer om zijn zachtmoedigheid te verwarren met lafheid. Hij had verhalen gehoord, geruchten over zijn leven voor hij naar Illian was gekomen, maar had er nooit veel waarde aan gehecht, tot enkele jaren geleden.

De revolutie was officieel ten einde, maar in de bossen rond Illian slopen nog vele royalisten rond, herleid tot niets meer dan ordinaire struikrovers. Perijn sliep zelden door de nachtmerries van de dood van zijn ouders; hij trok er dan ook geregeld ’s nachts op uit, zich welbewust van het gevaar, maar te onverschillig om zich er iets van aan te trekken.
Met z’n vijven waren ze en voor hij goed en wel doorhad wat er aan de hand was, lag Perijn op de grond, versuft en bloedend aan zijn hoofd.
“Kleed hem uit voor je hem afmaakt. Ik wil geen bloed op die kleren.”
Iemand begon hem snel uit te kleden, terwijl een ander Adam, zijn volbloed, probeerde te kalmeren. Zijn mantel was echter amper los, toen een bloedstollende schreeuw doorheen het bos weerklonk. Perijn besefte nog steeds niet goed wat er gebeurde, tot een van de rovers naast hem neerviel; het gezicht van de man was onherkenbaar, een bloedige pulp waar haar op stond. Met een enorme inspanning slaagde Perijn erin om zich half recht te zetten, steunend op een elleboog. Hij zag net hoe de smid met zijn enorme moker de laatste royalist op de borst raakte. Met een ijzingwekkend gekraak vloog de man achteruit, als een lappenpop.
“Dat was op het nippertje, hé, jongen?”
Perijn verloor het bewustzijn.

Sindsdien was de smid in zijn kleine vriendenkring verzeild geraakt. Perijn had de man nooit gevraagd wat hij toen dat bos deed en geen van beiden had die nacht ooit nog ter sprake gebracht. Maar nu de hertog de nacht had doorgebracht met zijn persoonlijk godsbewijs, zag hij het geheel plots in een nieuw licht. Hij staakte deze gedachtegang echter snel; of het Lot (met een L) nu bestond of niet, geen enkele bespiegeling ervan zou hem iets opleveren.
Het weerzien eindigde met een kus van Tynian op het voorhoofd van Aneska.
“Bijna zevenhonderd jaar, niet?”
“De laatste keer dat ik Damien’s plannen heb verijdeld. Vreemd dat het alweer zo lang geleden is.”
Ze lachten allebei.
“Maar kom,” zei de smid, “we gaan naar de keuken. Ik heb nog wijn uit Noord-Lannar liggen. Voor een gelegenheid als dit mag het al eens wat duurder zijn. Kira!”
Onmiddellijk ging de deur open en kwam er een meisje binnen dat duidelijk nieuwsgierig aan de deur had staan luisteren. Ze was nog jong, een jaar of zestien, maar leek lichamelijk al bijna volgroeid; lang, donker haar dat strak naar achter was gebonden en blote armen die subtiel behoorlijke spieren verraden. De smidsdochter was altijd al een mooi meisje geweest en het zag ernaar uit dat ze ook een mooie vrouw zou worden.
“Kira, dit is Aneska al’Morova, over wie ik je al zoveel verteld heb.”
Haar ogen schoten zeer snel tussen Aneska en Perijn. Toen maakte ze een korte knix en sprak
“Vrouwe al’Morova, het is een eer u te ontmoeten.”
Aneska giechelde. “Laat de formaliteiten maar vallen, Kira. Ik ben niet iemand die het toekomt.”
Perijn kon echter met moeite een zucht onderdrukken. Hij had al langer het vermoeden dat Kira heimelijk verliefd op hem was, en die korte blik naar hem versterkte dat gevoel alleen maar. Verliefde meisjes, vond hij, waren altijd in staat tot onbezonnen dingen.
“Let jij op de smidse? Ik ga even naar achter.”
“Natuurlijk, papa.” Ze zette zich op het aambeeld naast het vuur, haalde haar dolk uit de enkelschede en begon deze te slijpen met een steen uit haar zak.
“En probeer alsjeblief vriendelijk te zijn tegen iedereen die binnenstapt.”
“Iedereen?”

“Ja, kind. Iedereen.”

1 opmerking:

Anoniem zei

hHHAAHAHHA kinar is oook mijn naam?


will wel weten hoe je op die naam bent gekomen???:D