Omdat er te weinig plaats is in de cultuurstrook van de komende dwars, krijgt u mijn recensie hier.
// te weinig plaats voor bespreking / fantastisch duister rollenspel / tientallen tot honderden uren lol / clichématige setting, toegegeven / elfjes, dwergjes, draakjes en wat christelijke mythos / maar diepgaand verhaal met veel keuzemogelijkheden / geen zwart-wit moraliteit / wel mogelijkheid tot biseksuele, polygame relaties / altijd een pluspunt, dat / brutale, tactische gevechten met heel wat bloed / veel bloed / met een 18+ rating, uiteraard / véél bloed / spelletjes zijn al lang niet enkel meer voor kinderen / personages waar je om geeft / tot op zekere hoogte / beschikbaar op pc, Xbox 360 en PS3 / in feite een combinatie tussen een goed boek, een sterke film en een breed uitgesponnen televisieserie / alles interactief, natuurlijk / dus schuif dat sociaal leven maar even aan de kant / de wereld moet gered worden / in peace, vigilance, in war, victory, in death, sacrifice //
zaterdag, november 21, 2009
donderdag, november 05, 2009
Verzand
Fictie, want dat was lang geleden.
Het rode zand heeft zich als een dunne korst over haar vacht gelegd, maar Mira heeft er al lang geen aandacht meer voor. Het zwijn maakt een laag rollend geluid, diep in haar buik, terwijl mijn vingers vlak achter haar hoofd krabben. Mijn andere hand rust op de loop van mijn geweer, dat met de kolf op het harde zand staat. Een blik op de hemel vertelt me dat het onweer niet al te lang op zich zal laten wachten. De eerste, vette druppel wordt onmiddellijk opgezogen, slechts rimpels die achterblijven in het stof. Het volgende ogenblik rijt een bliksemschicht de hemel open. Onwillekeurig spant elke spier in mijn lichaam op bij de bijna gelijktijdige donderslag en ik voel hetzelfde bij Mira. Haar gegrol klinkt nu dreigend, in afwachting van wat komen zal. Het regent hard. Ik ren en Mira rent zonder aarzeling mee. Aan de heuvelkam gekomen drukken we ons tegen de grond en kijken naar het dal voor ons. Het kamp, dat enkele uren geleden nog vol mensachtige krabben liep, ligt er verlaten bij, op een eenzame wachtpost na. Een dozijn primitieve tenten staat in een halve cirkel rond de ingang van een grot geschikt, waar een groot kampvuur voor brandt. De wachtpost leunt op een speer onder een klein afdakje. Ondanks zijn groteske uiterlijk - een plat, ovalen, gepantserd hoofd met ogen op stokjes, klauwen in plaats van handen en een kluwen pootjes dat zijn lichaam ondersteunt - kan ik de verveling uit zijn houding aflezen.
Zorgvuldig mikken in een storm, vanop meer dan honderd passen, is geen sinecure, maar het is niet mijn eerste gewelddaad. Op het moment dat de hamer het buskruit doet ontvlammen, schiet Mira naar voren. Ik ren ogenblikken later achter haar aan. De krab heeft de stenen kogel midden op het hoofd opgevangen en wankelt, verbaasd en verdwaasd, achteruit. Veel schade heb ik niet aangericht, maar voor hij kan beseffen wat er aan de hand is, rukt Mira een bek vol pootjes van zijn lijf. Ik leg de laatste twee meter af in één sprong, een dolk in mijn geheven hand, die in een vlotte beweging, door het pantser heen, in zijn hersenen dringt. Het zwijn likt het bloed van haar lippen terwijl zijn lichaam levenloos neerzeigt. Ik geef haar een schoftklopje voor ik mijn dolk afveeg aan de vodden die hij draagt. De ingang van de grot huilt onheilspellend in de stormwinden.
Eens uit de regen wordt het flakkerende licht van toortsen zichtbaar. Behoedzaam en druppend sluipen we door de tunnel. Na twee bochten komen we aan een eerste kamer, net geen zaal. De krabben die hier rondschuifelen zijn kleiner dan de wachtpost, sommigen amper groter dan Mira. Vrouwen en kinderen, misschien, maar krabben, niettemin. Mira rent naar het midden van de kamer, waar de krabben zich na een korte aarzeling op haar storten. Ik blijf aan de ingang staan en vuur kalm en gericht, schot na schot, tot het zwijn hijgend temidden een hoop lijken staat. Op haar zij heeft ze een gapende wonde. Ik haal een leren zakje uit mijn buidel en smeer er een dikke laag van de zwarte, plakkerige zalf op. Mira likt me op de wang en we gaan voort, dieper de grot in.
Onderweg komen we nog enkele krabben tegen, steeds grotere exemplaren, tot we aan de ingang van een reusachtige ondergrondse ruimte staan en Mira voor de zekerheid de strot uitrukt van de dode krab op de grond, die een stuk groter is dan de wachtpost. Dat blijkt echter nog niets te zijn in vergelijking met het wezen dat aan het andere eind van de zaal wacht, omgeven door een groep krabben die groter zijn dan alle lijken die ik achter me heb gelaten. Het beest dat ze omringen, doet de grot klein lijken. Zijn gepantserde hoofd is minstens tweemaal zo breed als ik groot ben en het getik van de vele poten klinkt als de storm die buiten woedt, zijn klappende klauwen als de donder. Ik slik moeilijk en denk aan de bevriende priester die buiten, niet ver van hier, de wildernis aan het verkennen is. Zonder zijn hulp wordt dit zelfmoord. Zuchtend draai ik me weg van het monster. Het zou er nog zijn als ik terugkeerde, maar het is al laat en de vermoeidheid begint me parten te spelen.
Ik richt mijn hoofd op van de monitor en wrijf in mijn ogen. In de reflectie van het raam voor me staat een meisje in de deuropening, in een net-niet-net-wel doorschijnend nachtkleedje. Ze glimlacht als ze mijn blik opmerkt. Ik kijk naar haar om, maar ze is al verdwenen. Zuchtend draai ik me terug naar de monitor; mijn ik staat er nog steeds, mijn zwijn ernaast. Heel even aarzel ik, terwijl de andere ik verveeld aan zijn hoofd krabt. Maar drie muisklikken later is mijn computer aan het afsluiten en sta ik aan de deuropening. Niet elke wereld wacht.
Het rode zand heeft zich als een dunne korst over haar vacht gelegd, maar Mira heeft er al lang geen aandacht meer voor. Het zwijn maakt een laag rollend geluid, diep in haar buik, terwijl mijn vingers vlak achter haar hoofd krabben. Mijn andere hand rust op de loop van mijn geweer, dat met de kolf op het harde zand staat. Een blik op de hemel vertelt me dat het onweer niet al te lang op zich zal laten wachten. De eerste, vette druppel wordt onmiddellijk opgezogen, slechts rimpels die achterblijven in het stof. Het volgende ogenblik rijt een bliksemschicht de hemel open. Onwillekeurig spant elke spier in mijn lichaam op bij de bijna gelijktijdige donderslag en ik voel hetzelfde bij Mira. Haar gegrol klinkt nu dreigend, in afwachting van wat komen zal. Het regent hard. Ik ren en Mira rent zonder aarzeling mee. Aan de heuvelkam gekomen drukken we ons tegen de grond en kijken naar het dal voor ons. Het kamp, dat enkele uren geleden nog vol mensachtige krabben liep, ligt er verlaten bij, op een eenzame wachtpost na. Een dozijn primitieve tenten staat in een halve cirkel rond de ingang van een grot geschikt, waar een groot kampvuur voor brandt. De wachtpost leunt op een speer onder een klein afdakje. Ondanks zijn groteske uiterlijk - een plat, ovalen, gepantserd hoofd met ogen op stokjes, klauwen in plaats van handen en een kluwen pootjes dat zijn lichaam ondersteunt - kan ik de verveling uit zijn houding aflezen.
Zorgvuldig mikken in een storm, vanop meer dan honderd passen, is geen sinecure, maar het is niet mijn eerste gewelddaad. Op het moment dat de hamer het buskruit doet ontvlammen, schiet Mira naar voren. Ik ren ogenblikken later achter haar aan. De krab heeft de stenen kogel midden op het hoofd opgevangen en wankelt, verbaasd en verdwaasd, achteruit. Veel schade heb ik niet aangericht, maar voor hij kan beseffen wat er aan de hand is, rukt Mira een bek vol pootjes van zijn lijf. Ik leg de laatste twee meter af in één sprong, een dolk in mijn geheven hand, die in een vlotte beweging, door het pantser heen, in zijn hersenen dringt. Het zwijn likt het bloed van haar lippen terwijl zijn lichaam levenloos neerzeigt. Ik geef haar een schoftklopje voor ik mijn dolk afveeg aan de vodden die hij draagt. De ingang van de grot huilt onheilspellend in de stormwinden.
Eens uit de regen wordt het flakkerende licht van toortsen zichtbaar. Behoedzaam en druppend sluipen we door de tunnel. Na twee bochten komen we aan een eerste kamer, net geen zaal. De krabben die hier rondschuifelen zijn kleiner dan de wachtpost, sommigen amper groter dan Mira. Vrouwen en kinderen, misschien, maar krabben, niettemin. Mira rent naar het midden van de kamer, waar de krabben zich na een korte aarzeling op haar storten. Ik blijf aan de ingang staan en vuur kalm en gericht, schot na schot, tot het zwijn hijgend temidden een hoop lijken staat. Op haar zij heeft ze een gapende wonde. Ik haal een leren zakje uit mijn buidel en smeer er een dikke laag van de zwarte, plakkerige zalf op. Mira likt me op de wang en we gaan voort, dieper de grot in.
Onderweg komen we nog enkele krabben tegen, steeds grotere exemplaren, tot we aan de ingang van een reusachtige ondergrondse ruimte staan en Mira voor de zekerheid de strot uitrukt van de dode krab op de grond, die een stuk groter is dan de wachtpost. Dat blijkt echter nog niets te zijn in vergelijking met het wezen dat aan het andere eind van de zaal wacht, omgeven door een groep krabben die groter zijn dan alle lijken die ik achter me heb gelaten. Het beest dat ze omringen, doet de grot klein lijken. Zijn gepantserde hoofd is minstens tweemaal zo breed als ik groot ben en het getik van de vele poten klinkt als de storm die buiten woedt, zijn klappende klauwen als de donder. Ik slik moeilijk en denk aan de bevriende priester die buiten, niet ver van hier, de wildernis aan het verkennen is. Zonder zijn hulp wordt dit zelfmoord. Zuchtend draai ik me weg van het monster. Het zou er nog zijn als ik terugkeerde, maar het is al laat en de vermoeidheid begint me parten te spelen.
Ik richt mijn hoofd op van de monitor en wrijf in mijn ogen. In de reflectie van het raam voor me staat een meisje in de deuropening, in een net-niet-net-wel doorschijnend nachtkleedje. Ze glimlacht als ze mijn blik opmerkt. Ik kijk naar haar om, maar ze is al verdwenen. Zuchtend draai ik me terug naar de monitor; mijn ik staat er nog steeds, mijn zwijn ernaast. Heel even aarzel ik, terwijl de andere ik verveeld aan zijn hoofd krabt. Maar drie muisklikken later is mijn computer aan het afsluiten en sta ik aan de deuropening. Niet elke wereld wacht.
zaterdag, oktober 17, 2009
Boek.qué?
Hopla, weer een gepubliceerde lezersbrief, in De Morgen van 17/10. Deze is weldegelijk een stuk ingekort (maar de titel is wel behouden); ik weet echter niet meer van buiten waar, dus hieronder staat gewoon het origineel, en de stukken waar ik van denk dat ze geschrapt zijn staan cursief. Omdat mijn weblog toch nog steeds een beetje ondergeschikt is aan de krant...
Twee weken geleden reageerde ik op Alex Calliers 'Dood van een muziekindustrie' door onder meer te zeggen dat de boekenindustrie er nog niet zo veel last van had. Misschien vergis ik me, of misschien trekken Geert Joris en Kurt Van Damme wat vroeger aan de alarmbel, om hun 'schatkamer', zoals ze het zelf noemen, veilig te stellen.
Als we even voorbij gaan aan de ultrakapitalistische reflex om het gratis verspreiden van cultuurproducten 'ranzig' te noemen, en als we de zoveelste profetische roep van 'het einde van een industrie' ook als dusdanig klasseren tot 2012, blijkt het, opnieuw, te gaan om de stuiptrekkingen van een businessmodel. Misschien is dit wel het einde van het boek zoals we het kennen. Misschien is dit zelfs wel het einde van de onafhankelijke schrijver, die in rokerige café's mistige standpunten verdedigt, en misschien wordt het inderdaad onmogelijk worden om van het schrijven alleen te leven. Et alors? Mensen zullen altijd verhalen vertellen en mensen zullen altijd verhalen willen horen, lezen, zien of beleven. Dat is des mensen. Maar boeken zijn een technologische uitvinding, romans een literaire en de onafhankelijke schrijver een product van beide. Bijgevolg kunnen ze allen overbodig worden en in onbruik raken. Dat spijt me een beetje, want ik hou er wel van. Maar mijn kleinkinderen zullen niets missen.
Twee weken geleden reageerde ik op Alex Calliers 'Dood van een muziekindustrie' door onder meer te zeggen dat de boekenindustrie er nog niet zo veel last van had. Misschien vergis ik me, of misschien trekken Geert Joris en Kurt Van Damme wat vroeger aan de alarmbel, om hun 'schatkamer', zoals ze het zelf noemen, veilig te stellen.
Als we even voorbij gaan aan de ultrakapitalistische reflex om het gratis verspreiden van cultuurproducten 'ranzig' te noemen, en als we de zoveelste profetische roep van 'het einde van een industrie' ook als dusdanig klasseren tot 2012, blijkt het, opnieuw, te gaan om de stuiptrekkingen van een businessmodel. Misschien is dit wel het einde van het boek zoals we het kennen. Misschien is dit zelfs wel het einde van de onafhankelijke schrijver, die in rokerige café's mistige standpunten verdedigt, en misschien wordt het inderdaad onmogelijk worden om van het schrijven alleen te leven. Et alors? Mensen zullen altijd verhalen vertellen en mensen zullen altijd verhalen willen horen, lezen, zien of beleven. Dat is des mensen. Maar boeken zijn een technologische uitvinding, romans een literaire en de onafhankelijke schrijver een product van beide. Bijgevolg kunnen ze allen overbodig worden en in onbruik raken. Dat spijt me een beetje, want ik hou er wel van. Maar mijn kleinkinderen zullen niets missen.
vrijdag, oktober 02, 2009
Muziek, bijna net zou oud als prostitutie
Bij deze, de lezersbrief van mij die vandaag in De Morgen is gepubliceerd, als reactie op een opiniestuk van Alex Callier; aangezien De Morgen geen lezersbrieven online zet, doe ik het maar (ik denk dezelfde versie, maar schiet me niet dood; ook niet als er woorden anders zijn). Oh, en de titel is de mijne, maar die staat jammer genoeg niet mee in de krant.
Bij het lezen van de brief van Alex Callier (DM 30/09), moet ik onwillekeurig denken aan de industriële revolutie, toen nieuwe machines toelieten om een leger ambachtslui te vervangen door een handvol arbeiders. En ook toen waren er stemmen die er tegen fulmineerden, ingegeven door hun angst van de toekomst, over 'kwaliteitsverlies' en 'het einde van de sector'. Verandering is altijd pijnlijk voor diegenen die zich het vorige systeem zo eigen hebben gemaakt dat het voor hen het enige denkbare geworden is. Met de digitale revolutie is dit niet anders.
Dat een cd maken veel geld kost staat buiten kijf. Maar een film kost nog heel wat meer (een slagerij oprichten waarschijnlijk ook) en zelfs om een boek te schrijven heb je al heel wat geld nodig. Uiteraard hebben schrijvers tot op heden vrijwel uitsluitend voordelen ondervonden van de digitale revolutie. Het is echter verre van ondenkbaar dat over enkele jaren Amazon miljoenen verdient met haar e-reader, terwijl schrijvers nog maar een habbekrats krijgen voor hun plots makkelijk te downloaden boeken. Om die situatie te vermijden zal er waarschijnlijk een nieuw, of toch zeker een aangepast businessmodel uitgedacht moeten worden, iets wat de film- en muziekindustrie nu pas begint te overwegen.
Daarnaast hebben de technologieën die toelaten aan particulieren om met weinig middelen films en muziek te maken en verspreiden, er in de eerste plaats voor gezorgd dat er nieuwe genres ontstaan (Dogma films en electro, bijvoorbeeld) en dat de gatekeepers, film- en platenmaatschappijen, hun macht zien afkalven. Daarin lijkt de situatie op de beschrijving die Paul Krugman in dezelfde krant geeft van de energie-industrie: de stervende oude garde met geld en lobbyisten versus de piepjonge nieuwe garde die nog amper zelfbewust is.
De vergelijking die Callier maakt tussen muziek en voeding klopt trouwens niet: muziek leunt dichter aan bij medicijnen, waar de eerste pil miljoenen kost (door het onderzoek) en alle volgende vrijwel niets. De farma-industrie is ondertussen verplicht om generische geneesmiddelen te accepteren, maar de muziekindustrie zal de controle over al die kosteloze, identieke kopieën waarschijnlijk volledig verliezen, of is die al kwijt.
Ik ben het wel eens met Callier dat de huidige situatie onhoudbaar is. Loon naar werk, uiteraard. Maar klagen dat het allemaal te duur is, dat er te veel concurrentie is en dat het te moeilijk is voor jonge muzikanten is een behoudensgezinde reflex. Of zijn Team William en The Blackbox Revelation (om er maar twee te noemen) niet jong en succesvol genoeg?
Folker Debusscher
student Communicatiewetenschappen (UA)
Bij het lezen van de brief van Alex Callier (DM 30/09), moet ik onwillekeurig denken aan de industriële revolutie, toen nieuwe machines toelieten om een leger ambachtslui te vervangen door een handvol arbeiders. En ook toen waren er stemmen die er tegen fulmineerden, ingegeven door hun angst van de toekomst, over 'kwaliteitsverlies' en 'het einde van de sector'. Verandering is altijd pijnlijk voor diegenen die zich het vorige systeem zo eigen hebben gemaakt dat het voor hen het enige denkbare geworden is. Met de digitale revolutie is dit niet anders.
Dat een cd maken veel geld kost staat buiten kijf. Maar een film kost nog heel wat meer (een slagerij oprichten waarschijnlijk ook) en zelfs om een boek te schrijven heb je al heel wat geld nodig. Uiteraard hebben schrijvers tot op heden vrijwel uitsluitend voordelen ondervonden van de digitale revolutie. Het is echter verre van ondenkbaar dat over enkele jaren Amazon miljoenen verdient met haar e-reader, terwijl schrijvers nog maar een habbekrats krijgen voor hun plots makkelijk te downloaden boeken. Om die situatie te vermijden zal er waarschijnlijk een nieuw, of toch zeker een aangepast businessmodel uitgedacht moeten worden, iets wat de film- en muziekindustrie nu pas begint te overwegen.
Daarnaast hebben de technologieën die toelaten aan particulieren om met weinig middelen films en muziek te maken en verspreiden, er in de eerste plaats voor gezorgd dat er nieuwe genres ontstaan (Dogma films en electro, bijvoorbeeld) en dat de gatekeepers, film- en platenmaatschappijen, hun macht zien afkalven. Daarin lijkt de situatie op de beschrijving die Paul Krugman in dezelfde krant geeft van de energie-industrie: de stervende oude garde met geld en lobbyisten versus de piepjonge nieuwe garde die nog amper zelfbewust is.
De vergelijking die Callier maakt tussen muziek en voeding klopt trouwens niet: muziek leunt dichter aan bij medicijnen, waar de eerste pil miljoenen kost (door het onderzoek) en alle volgende vrijwel niets. De farma-industrie is ondertussen verplicht om generische geneesmiddelen te accepteren, maar de muziekindustrie zal de controle over al die kosteloze, identieke kopieën waarschijnlijk volledig verliezen, of is die al kwijt.
Ik ben het wel eens met Callier dat de huidige situatie onhoudbaar is. Loon naar werk, uiteraard. Maar klagen dat het allemaal te duur is, dat er te veel concurrentie is en dat het te moeilijk is voor jonge muzikanten is een behoudensgezinde reflex. Of zijn Team William en The Blackbox Revelation (om er maar twee te noemen) niet jong en succesvol genoeg?
Folker Debusscher
student Communicatiewetenschappen (UA)
vrijdag, september 25, 2009
Pas getrouwd
Een verhaaltje, in een eerste, nogal ruwe vorm; gebaseerd op waargebeurde feiten (weliswaar met minder creepy handelingen door het ik-personage).
Ze was in slaap gevallen. Ik glimlachte vertederd. Haar gsm hield ze met één hand tegen haar borst gedrukt. Met de andere hand had ze een plastic zak van de H&M vast, de leren bandjes van een kleine handtas rond haar pols. Ik had zelf mijn gsm genomen en zette een stap achteruit om een foto te nemen. Oh, uiteraard vond ik haar mooi, maar dat was niet de reden voor de foto. Haar fijne gezicht, met een spitse neus en welomlijnde jukbeenderen, werd omkranst door stijl, blond haar dat leek te blinken met een eigen licht, door de vitrine van de winkel met bruidsjurken. De doodse pop met de prachtige jurk contrasteerde beeldig met het kwetsbare, slapende meisje dat ervoor zat. Ze leek te wachten op de vervulling van de beloften die de maatschappij haar gedaan had, op de vervulling van dromen die ze al droomde nog voor ze die echt kon bevatten.
Zoals ze daar zat, het hoofd tegen de borst, vlak boven haar gsm, leek haar verlangen bijna tastbaar. Achter mij raasden auto's en bussen, maar het voetpad lag er verlaten bij. Ik zette een stap voorwaarts, zonder een foto te hebben genomen, en hurkte voor haar neer. Op het schermpje van mijn gsm zag ik haar vredige gezicht, waar de trouwende paspop bovenuit torende. Het was een zuiver soort schoonheid, die niet enkel op een esthetisch niveau werkte, maar me ook intellectueel en, ondertussen, toegegeven, seksueel stimuleerde. Ik verloor mezelf in de compositie op het kleine beeldschermpje. Ze was, plotsklaps, mijn liefde. Misschien was dat de reden dat ik die moeizame eerste trekjes van haar oogleden miste.
Haar ogen schoten open. De verbazing op haar gezicht maakte vrijwel onmiddellijk plaats voor onverholen minachting, verpakt in gefronste wenkbrauwen, trillende neusvleugels en een deels opgetrokken bovenlip. “Bol af, vuile lul!” snauwt ze. Ik spring achteruit alsof ze me gebeten heeft. Op mijn gsm zijn haar trekken vereeuwigd, afstotelijk en onooglijk door de drift en de afkeer. Terwijl ik snel wegwandel met een vreemd gevoel van woedende schaamte, kijk ik toch nog een keer over mijn schouder. Haar uitdrukking is nog niet veranderd en tegen mijn zin doet haar blik me huiveren. Ik steek een sigaret op en met de rook van de eerste trek mompel ik “Stom wijf...”
donderdag, september 17, 2009
Farce
Het academiejaar is nog niet goed en wel begonnen, maar als nieuwbakken en goed geruggesteunde hoofdredacteur van dwars is het jaar al een tijdje bezig. Werken tegen een deadline als je fotografen in India zitten en de rest van de redactie god-weet-waar (nee, waarschijnlijk ook niet) is eigenlijk niets nieuws, en zelfs met onze minimale bestaffing zijn we erin geslaagd om een mooi eerste nummer te maken dat vanaf maandag 21 september beschikbaar zal zijn.
Met interviews met Wim Helsen ("Sorry, ik ben je aan het pesten.") en Mark Lynas ("Het is moeilijk te zien hoe de mensheid dit min of meer heelhuids kan overleven."), een interessante beschouwing over een universiteit die zich 'actief pluralistisch' noemt ("Het vergt maar vijf minuten politieke moed om daar verandering in te brengen." Jaja, iemand durft dat nog in de mond te nemen, respect, denk ik.) en nog vele andere fascinerende pagina's, met foto's en lettertekens allerhande.
Uiteraard kan u vanaf maandag ook de pdf vinden op www.dwars.be (daar linkt de titel van dit stukje naartoe).
Als u dwars leest, zal ik hier nog wat dingetjes proberen te posten, om u te entertainen. Win-win voor u, nietwaar?
Met interviews met Wim Helsen ("Sorry, ik ben je aan het pesten.") en Mark Lynas ("Het is moeilijk te zien hoe de mensheid dit min of meer heelhuids kan overleven."), een interessante beschouwing over een universiteit die zich 'actief pluralistisch' noemt ("Het vergt maar vijf minuten politieke moed om daar verandering in te brengen." Jaja, iemand durft dat nog in de mond te nemen, respect, denk ik.) en nog vele andere fascinerende pagina's, met foto's en lettertekens allerhande.
Uiteraard kan u vanaf maandag ook de pdf vinden op www.dwars.be (daar linkt de titel van dit stukje naartoe).
Als u dwars leest, zal ik hier nog wat dingetjes proberen te posten, om u te entertainen. Win-win voor u, nietwaar?
donderdag, juli 23, 2009
State of the Web
Als het universum oneindig is en daaruit volgt dat elk punt in wezen het absolute middelpunt kan zijn, dan geldt dit ongetwijfeld ook voor het interweb en zal niemand het me kwalijk nemen als ik mijzelf als centrum hiervan neem; niemand zal het me kwalijk nemen omdat niemand geïnteresseerd is, maar ach, [pota:to], [potato]...
Om een klein beetje tijd te doden tussen het bandenwerk door (digitaliseren staat nog een trapje onder Quality Assurance) heb ik mijzelf nog maar eens gegoogled. Gouden tijden voor mensen die neurotisch op zoek zijn naar bevestiging, en aangezien die groep haast compleet overlapt met de niet-gespecializeerde bloggers, kon ik moeilijk achterblijven. Love me, interweb!
Ahum, de eerste suggestie die ik krijg na het intypen van mijn voornaam is 'Folker Debusscher', wat niet slecht is, maar ach, het is google.be en ik werk ondertussen al een week of drie op deze computer (op het stadhuis), dus waarschijnlijk hebben de googents (spreek uit [gudjents]; de [u] is een oe-klank; uhm, en de term verwijst uiteraard naar de geheim agenten van Google, maar dat wist u al wel) waarschijnlijk hebben ze al mijn persoonlijke informatie al verwerkt tot iets waardoor het lijkt alsof ik het middelpunt van het interweb ben. Opnieuw, [pota:to], [potato], er is geen verschil tussen denken gelukkig te zijn en gelukkig te zijn.
Om een klein beetje tijd te doden tussen het bandenwerk door (digitaliseren staat nog een trapje onder Quality Assurance) heb ik mijzelf nog maar eens gegoogled. Gouden tijden voor mensen die neurotisch op zoek zijn naar bevestiging, en aangezien die groep haast compleet overlapt met de niet-gespecializeerde bloggers, kon ik moeilijk achterblijven. Love me, interweb!
Ahum, de eerste suggestie die ik krijg na het intypen van mijn voornaam is 'Folker Debusscher', wat niet slecht is, maar ach, het is google.be en ik werk ondertussen al een week of drie op deze computer (op het stadhuis), dus waarschijnlijk hebben de googents (spreek uit [gudjents]; de [u] is een oe-klank; uhm, en de term verwijst uiteraard naar de geheim agenten van Google, maar dat wist u al wel) waarschijnlijk hebben ze al mijn persoonlijke informatie al verwerkt tot iets waardoor het lijkt alsof ik het middelpunt van het interweb ben. Opnieuw, [pota:to], [potato], er is geen verschil tussen denken gelukkig te zijn en gelukkig te zijn.
Niet de eerste afbeelding die Google opdiept (dat is die vanop de dwars-site), maar wel de hipste (misschien op die van het meisje met de string na...).
De eerste hit die ik kreeg was, ja hoor, dit weblog. Vreemd genoeg naar november 2004, maar een gegeven paard ... wait a minute. De hit er vlak onder is dit! Ik moet niet herinnerd worden aan dat soort dingen; dat maak ik al genoeg mee in het dagelijk leven (nee, niet echt, maar het is mogelijk)!
Dan is er uiteraard dwars, recht naar een grote foto van mij en een lijst van mijn artikels. Niet slecht, niet slecht. Zelfs de benaming 'auteur 47' neem ik er graag bij, al was het maar vanwege de herinnering aan de strips (nee, niet auteur 47).
Vervolgens het kortverhaaltje voor Vice; mooi, mooi.
Dan Veto. Wat? Wel, nee, eigenlijk B*LGApers (yup, zo heet het echt, ik heb de naam niet uitgevonden (hoewel, toegegeven, de naam die ik wel heb uitgevonden op hoongelach werd onthaald, dus ik zal wel maar gewoon mijn mond houden), en ik ga ook mijn mond er niet over houden); het is slimmig op veto.be gehost, zodat zij nog wat extra hits krijgen. Maar serieus, B*LGApers? Zo veel hits zullen dat wel niet zijn.
Hit vijf is Met Andere Zinnen. Fair enough.
Nummer zes is een nieuwkomer, en een pdf: het juni-nummer van AND, het magazine van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen. Altijd leuk. Dat ik erin sta, niet ... Ach, de mop werkte beter toen het nog Vereniging voor Alcohol- en Drugsmisbruik was...
Oh, en ik word op een MySpace-pagina vermeld. Maar meh.
dinsdag, juli 14, 2009
Oh dear, this won't do at all
Ikzelf heb nog nooit een evenement op de openbare weg georganiseerd, denk ik. Nee, ik ben tamelijk zeker zelfs.
Normaal is het niet mijn gewoonte om meer dan één keer per dag hier iets op te zetten, maar deze kan ik u toch niet onthouden. De reden dat ik zeker ben dat ik nog nooit een evenement op de openbare weg heb georganiseerd, is dat ik dan de lijst van voorwaarden gelezen zou hebben die de stad Antwerpen zou hebben opgestuurd, en die zou ik me wel herinneren.
Gelukkig heb ik de opdracht gekregen om deze nu te herschrijven, zo kan ik u ook nog even laten meegenieten van de vreemdsoortige esthetiek die uitgaat van kemels.
- "Met betrekking tot het plaatsen van richtingaanwijzers dient aanvrager er op gewezen dat de richtlijnen door IV vastgelegd, moeten nageleefd worden." Nog los van IV (want iederéén weet toch wat dat is) laat ik mijn richtingaanwijzers wel op mijn auto zitten. Wegwijzers, daarentegen.
- "Om vele misverstanden te vermijden is het aangewezen, om ruim op voorhand, dmv een kort bericht in de brievenbus van de omwonenden op de hoogte te stellen van de geplande activiteit met eventuele hinder." Hinder is altijd een goed middel om uw omgeving van wat dan ook op de hoogte te stellen.
- "Deze afwijking kan niet verleend worden voor hinderlijke inrichtingen: zoals een café, de sportzaal, de feestzaal, het restaurant, een dancing ...." Ik vind sport ook lastig, maar bier, of feestjes, of eten, of dansen ... Ach, er staat toch al een spatie voor het beletselteken; enkel jammer van dat punt erachter.
- "Aan de projectverantwoordelijke wordt gevraagd om de betrokken bewoners bij de organisatie te betrekken." Hmmm, heerlijk.
- "Uit veiligheidsoverwegingen worden geen toelatingen verleend voor het oplaten van luchtballons op stadsgrondgebied, tenzij zij stevig aan de grond zijn verankerd." Echt, ik heb er geen woorden voor ...
- "Behoudens in geval van deelneming aan reddingsoperaties, is het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen, buiten de luchtvaartterreinen in de steden en bebouwde gedeelten van de gemeenten, verboden." Ik lees dit als 'het is verboden om te landen of op te stijgen, behalve op de luchtvaartterreinen in de steden en in de bebouwde gedeelte van de gemeenten', maar ik snap ook niet goed wat de eigenlijke bedoeling is. Ik mag landen en opstijgen met mijn hefschroefvliegtuig (jaja, taalpurisme levert ook parels af/op) op luchtvaartterreinen (ok) en in de bebouwde gedeelten van de gemeenten(sorry?)? Of ik mag niet landen en opstijgen met mijn helicopter in de bebouwde gedeelten van de gemeenten (ok), noch op luchtvaartterreinen (excuseer?)? Weird ...
- "Het kraam dient zo geplaatst dat het geen gevaar loopt om te worden aangereden of het slachtoffer te worden van vandalisme." Het lag waarschijnlijk aan de plaatsing van uw auto, dat de spiegel eraf getrapt werd.
- "Tenminste 1 maal per jaar dient het brandblustoestel gekeurd op zijn goede werking." Wel, ok, deze is flauw, maar er is niet zoiets als een brandblustoestel. Ach, eindigen in mineur, het is niet mijn eerste keer ...
[Edit: deze kan ik u toch niet onthouden:
- "Frituurpannen dienen voorzien te zijn van een metalen afsluitdeksel of er dient een ontbrandbaar brandblusdeken bij de hand te zijn." Ontbrandbare brandblusdekens? That makes, like, no sense, at all, whatsoever. Onbrandbare branddekens? Yes, please.]
Voor alle duidelijkheid: dit komt uit een lijst die wordt opgestuurd naar mensen die een evenement organiseren, zeer openbaar dus, én wordt op dit eigenste moment (wel, zodra ik op 'bericht publiceren' heb gedrukt') verbeterd en aangepast, geen kwaad woord over de Stad dus.
Normaal is het niet mijn gewoonte om meer dan één keer per dag hier iets op te zetten, maar deze kan ik u toch niet onthouden. De reden dat ik zeker ben dat ik nog nooit een evenement op de openbare weg heb georganiseerd, is dat ik dan de lijst van voorwaarden gelezen zou hebben die de stad Antwerpen zou hebben opgestuurd, en die zou ik me wel herinneren.
Gelukkig heb ik de opdracht gekregen om deze nu te herschrijven, zo kan ik u ook nog even laten meegenieten van de vreemdsoortige esthetiek die uitgaat van kemels.
- "Met betrekking tot het plaatsen van richtingaanwijzers dient aanvrager er op gewezen dat de richtlijnen door IV vastgelegd, moeten nageleefd worden." Nog los van IV (want iederéén weet toch wat dat is) laat ik mijn richtingaanwijzers wel op mijn auto zitten. Wegwijzers, daarentegen.
- "Om vele misverstanden te vermijden is het aangewezen, om ruim op voorhand, dmv een kort bericht in de brievenbus van de omwonenden op de hoogte te stellen van de geplande activiteit met eventuele hinder." Hinder is altijd een goed middel om uw omgeving van wat dan ook op de hoogte te stellen.
- "Deze afwijking kan niet verleend worden voor hinderlijke inrichtingen: zoals een café, de sportzaal, de feestzaal, het restaurant, een dancing ...." Ik vind sport ook lastig, maar bier, of feestjes, of eten, of dansen ... Ach, er staat toch al een spatie voor het beletselteken; enkel jammer van dat punt erachter.
- "Aan de projectverantwoordelijke wordt gevraagd om de betrokken bewoners bij de organisatie te betrekken." Hmmm, heerlijk.
- "Uit veiligheidsoverwegingen worden geen toelatingen verleend voor het oplaten van luchtballons op stadsgrondgebied, tenzij zij stevig aan de grond zijn verankerd." Echt, ik heb er geen woorden voor ...
- "Behoudens in geval van deelneming aan reddingsoperaties, is het landen en opstijgen van hefschroefvliegtuigen, buiten de luchtvaartterreinen in de steden en bebouwde gedeelten van de gemeenten, verboden." Ik lees dit als 'het is verboden om te landen of op te stijgen, behalve op de luchtvaartterreinen in de steden en in de bebouwde gedeelte van de gemeenten', maar ik snap ook niet goed wat de eigenlijke bedoeling is. Ik mag landen en opstijgen met mijn hefschroefvliegtuig (jaja, taalpurisme levert ook parels af/op) op luchtvaartterreinen (ok) en in de bebouwde gedeelten van de gemeenten(sorry?)? Of ik mag niet landen en opstijgen met mijn helicopter in de bebouwde gedeelten van de gemeenten (ok), noch op luchtvaartterreinen (excuseer?)? Weird ...
- "Het kraam dient zo geplaatst dat het geen gevaar loopt om te worden aangereden of het slachtoffer te worden van vandalisme." Het lag waarschijnlijk aan de plaatsing van uw auto, dat de spiegel eraf getrapt werd.
- "Tenminste 1 maal per jaar dient het brandblustoestel gekeurd op zijn goede werking." Wel, ok, deze is flauw, maar er is niet zoiets als een brandblustoestel. Ach, eindigen in mineur, het is niet mijn eerste keer ...
[Edit: deze kan ik u toch niet onthouden:
- "Frituurpannen dienen voorzien te zijn van een metalen afsluitdeksel of er dient een ontbrandbaar brandblusdeken bij de hand te zijn." Ontbrandbare brandblusdekens? That makes, like, no sense, at all, whatsoever. Onbrandbare branddekens? Yes, please.]
Voor alle duidelijkheid: dit komt uit een lijst die wordt opgestuurd naar mensen die een evenement organiseren, zeer openbaar dus, én wordt op dit eigenste moment (wel, zodra ik op 'bericht publiceren' heb gedrukt') verbeterd en aangepast, geen kwaad woord over de Stad dus.
Good enough for government work
Folker heeft een diploma. Quite a shocker, al zeg ik het zelf. Niet dàt ik een diploma heb (als de variabele 'verstreken tijd' maar groot genoeg is, komt de waarschijnlijkheid wel dicht genoeg bij 1), maar dat ik nu, in eerste zit afgestudeerd ben.
Mijn vorig jaar had ik immers afgesloten met een acht op mijn scriptie en een zeven op het laatste vak van mijn bachelor opleiding taal- en letterkunde dat ik nog moest afleggen. Dit jaar heb ik beëindigd met een acht op dat vak en een scriptie die ik van plan was om af te geven in augustus. Blijkbaar was dat ene puntje genoeg voor een schouderklopje en een licht minachtend 'on your way now'. Nee, nee, mij hoor je niet klagen (ondertussen heb ik al vijf keer examen afgelegd van dat laatste vak en dat de laatste keer ook echt de laatste keer was, wel, het is alsof je vrijgelaten wordt uit Hades' rijk van innovatieve-maar-zeer-irritante-straffen, zonder de innovatie dan), mij hoor je niet klagen, maar mijn vrienden des te meer. Ik zou willen zeggen 'ze gunnen het me wel', en toegegeven, ze voegen aan 'jij verdient dat echt niet' altijd wel 'maar ik ben blij voor je' toe, maar ik ben symptomatisch voor de nivellering van het hoger onderwijs én ik heb nu eenmaal ongelooflijk vaak hoerenchance. Het is niet zozeer jaloezie of afgunst, maar eerder een hoofdschuddend 'something's rotten in our higher education'.
En dat is waarschijnlijk wel een beetje het geval, maar niet alleen is het slechts een bachelor diploma (ik ga er niet vanuit gaan dat ik met een acht op mijn mastersthesis mijn diploma ga halen), ik heb er godverdomme vijf jaar aan gewerkt en bijna 200 studiepunten verdiend.
Nu werk ik als ambtenaar op het stadhuis, schrijf ik weblogs tijdens de uren en verander ik langzaam aan in één van deze mensen. Gelukkig heb ik volgende maand nog een tweede zit van mijn andere opleiding. En wie weet, misschien doe ik eindelijk eens meer dan 'voldoende'...
Mijn vorig jaar had ik immers afgesloten met een acht op mijn scriptie en een zeven op het laatste vak van mijn bachelor opleiding taal- en letterkunde dat ik nog moest afleggen. Dit jaar heb ik beëindigd met een acht op dat vak en een scriptie die ik van plan was om af te geven in augustus. Blijkbaar was dat ene puntje genoeg voor een schouderklopje en een licht minachtend 'on your way now'. Nee, nee, mij hoor je niet klagen (ondertussen heb ik al vijf keer examen afgelegd van dat laatste vak en dat de laatste keer ook echt de laatste keer was, wel, het is alsof je vrijgelaten wordt uit Hades' rijk van innovatieve-maar-zeer-irritante-straffen, zonder de innovatie dan), mij hoor je niet klagen, maar mijn vrienden des te meer. Ik zou willen zeggen 'ze gunnen het me wel', en toegegeven, ze voegen aan 'jij verdient dat echt niet' altijd wel 'maar ik ben blij voor je' toe, maar ik ben symptomatisch voor de nivellering van het hoger onderwijs én ik heb nu eenmaal ongelooflijk vaak hoerenchance. Het is niet zozeer jaloezie of afgunst, maar eerder een hoofdschuddend 'something's rotten in our higher education'.
En dat is waarschijnlijk wel een beetje het geval, maar niet alleen is het slechts een bachelor diploma (ik ga er niet vanuit gaan dat ik met een acht op mijn mastersthesis mijn diploma ga halen), ik heb er godverdomme vijf jaar aan gewerkt en bijna 200 studiepunten verdiend.
Nu werk ik als ambtenaar op het stadhuis, schrijf ik weblogs tijdens de uren en verander ik langzaam aan in één van deze mensen. Gelukkig heb ik volgende maand nog een tweede zit van mijn andere opleiding. En wie weet, misschien doe ik eindelijk eens meer dan 'voldoende'...
vrijdag, juni 05, 2009
Zagen in een glazen huis
Een dikke twee maand stilte. Waarom? Wel, niet dat ik betere dingen te doen had, maar toch wel zeker dingen die even goed zijn. En waarom begin ik nu terug? Om de reden dat de meeste mensen een weblog hebben: om eens goed te zagen.
Een tijdje terug werd Bernard Dewulf ontslagen als vast columnist bij De Morgen.
Dit schreef ik ongeveer een maand geleden, om deze site vervolgens opnieuw een dikke maan (jaja, zonder -d*) te negeren. Nu de examens voorbij zijn en ik na twee dagen al in een routine op het stadhuis verzeild raak, lijkt het me het uitgelezen moment om toch nog eens een statement te maken. Niet in de beladen zin, met ideologische connotaties allerhande, maar simpelweg in het opvullen van mijn hoekje van het internet.
Niet met te zagen over de vrouw die Dewulf vervangt (oh, the horror, the excrutiating boredom, the lack of any above average use of language; wat mis ik Bernard...), nee, daarvoor ben ik momenteel wat te vrolijk. De redenen daarvoor zijn legio; naar sommige van die redenen moet u mij maar eens persoonlijk komen vragen, als u die mogelijkheid heeft, daar het internet, of toch dit stukje ervan (in de volksmond ook wel BI&IB [bi:p] genoemd) betrekkelijk publiek is. Andere redenen zijn ook nog niet voor het publiek bestemd, hoewel ze dit ongetwijfeld binnen een paar maand wel worden.
Kan ik u eigenlijk iets vertellen? Hell, no! Als je filler stukjes schrijft, doe je het maar beter ineens goed. Of pas je alleszins op dat er niets concreet insluipt, wat, toegegeven, deze keer niet volledig gelukt is, maar niet in die mate dat het echt ter zake doet. Ha, net een partijprogramma...
* een maan is 28 dagen, de omwenteling van, u raadt het nooit, de maan. Als tijdseenheid is het nooit echt ingeburgerd geraakt (al die stomme synonymievrees ook altijd), en zoals u ziet is het niet praktisch om woorden te gebruiken die als schrijffouten worden aanzien, but call me inane and slap me silly.
Een tijdje terug werd Bernard Dewulf ontslagen als vast columnist bij De Morgen.
Dit schreef ik ongeveer een maand geleden, om deze site vervolgens opnieuw een dikke maan (jaja, zonder -d*) te negeren. Nu de examens voorbij zijn en ik na twee dagen al in een routine op het stadhuis verzeild raak, lijkt het me het uitgelezen moment om toch nog eens een statement te maken. Niet in de beladen zin, met ideologische connotaties allerhande, maar simpelweg in het opvullen van mijn hoekje van het internet.
Niet met te zagen over de vrouw die Dewulf vervangt (oh, the horror, the excrutiating boredom, the lack of any above average use of language; wat mis ik Bernard...), nee, daarvoor ben ik momenteel wat te vrolijk. De redenen daarvoor zijn legio; naar sommige van die redenen moet u mij maar eens persoonlijk komen vragen, als u die mogelijkheid heeft, daar het internet, of toch dit stukje ervan (in de volksmond ook wel BI&IB [bi:p] genoemd) betrekkelijk publiek is. Andere redenen zijn ook nog niet voor het publiek bestemd, hoewel ze dit ongetwijfeld binnen een paar maand wel worden.
Kan ik u eigenlijk iets vertellen? Hell, no! Als je filler stukjes schrijft, doe je het maar beter ineens goed. Of pas je alleszins op dat er niets concreet insluipt, wat, toegegeven, deze keer niet volledig gelukt is, maar niet in die mate dat het echt ter zake doet. Ha, net een partijprogramma...
* een maan is 28 dagen, de omwenteling van, u raadt het nooit, de maan. Als tijdseenheid is het nooit echt ingeburgerd geraakt (al die stomme synonymievrees ook altijd), en zoals u ziet is het niet praktisch om woorden te gebruiken die als schrijffouten worden aanzien, but call me inane and slap me silly.
zaterdag, maart 28, 2009
DS
Tijdens een leuk verjaardagsfeestje begon ik een conversatie met de kotgenote van een vriendin van me. Ze studeert geneeskunde en gaat als specialisatie kinderpsychiatrie kiezen. Leuk, dat, uiteraard. Als zoon van een psychiater kan ik elke keuze voor psychiatrie appreciëren. Maar dan vertelt ze dat ze oorspronkelijk chirurgie wou kiezen. Dit bleek, na enkele gesprekken met verscheidene mensen met kennis van zake, echter een slecht idee. Het had niets te maken met haar capaciteiten; integendeel zelfs: haar proffen hebben haar aangemoedigd om het toch te doen. Waarom dan geen chirurgie? Omdat het een mannenwereld is, waar vrouwen minder kans maken om aangenomen te worden, enkel en alleen omdat ze vrouw zijn. De kotgenote had ook gesproken met vrouwelijke chirurgen en zij bevestigden dat een vrouwelijke chirurg verscheidene malen beter moest zijn dan haar mannelijke collega's om dezelfde kansen te krijgen.
En mijn bloed begon te koken. Niet tegenover het meisje; zij kiest enkel een weg die een combinatie van voldoening en gemak biedt. Seksisme is en blijft een nodeloos obstakel dat niemand zou moeten trotseren. Mijn bloed kookte in dezelfde mate als wanneer ik lees dat de CD&V denkt dat de Belgische veroordeling van de domme pauselijke uitspraken een aanval op henzelf is. Miljoenen AIDS doden in Afrika en de CD&V denkt dat het om hen draait. Dat is even dom als vrouwelijke chirurgen die niet worden aangenomen omdat ze vrouwen zijn.
Tsjeven en seksisten; god frakked up but good...
En mijn bloed begon te koken. Niet tegenover het meisje; zij kiest enkel een weg die een combinatie van voldoening en gemak biedt. Seksisme is en blijft een nodeloos obstakel dat niemand zou moeten trotseren. Mijn bloed kookte in dezelfde mate als wanneer ik lees dat de CD&V denkt dat de Belgische veroordeling van de domme pauselijke uitspraken een aanval op henzelf is. Miljoenen AIDS doden in Afrika en de CD&V denkt dat het om hen draait. Dat is even dom als vrouwelijke chirurgen die niet worden aangenomen omdat ze vrouwen zijn.
Tsjeven en seksisten; god frakked up but good...
dinsdag, maart 10, 2009
Introspectie (vervolg)
Iets sneller dan verwacht, het vervolg op dit.
“Kas?”
Ik trek mijn ogen moeizaam open en kijk naar de stem die me gewekt heeft.
“Sorry, mama.”
Normaal noem ik haar Sam, maar vanavond moet ik doen wat iedereen doet. De reden is de man die tegenover me aan tafel zit. Hij kijkt me met een lichte frons aan.
“Noem je dat respect voor je ouderen, meisje?”
De andere vrouw werpt hem een minachtende blik toe, maar zegt “Heb je nog honger, liefje?”
Ik schud mijn hoofd.
“Drink je water op”, zegt ze vriendelijk. Haar noem ik normaal Leta.
“Ja, mama.” Nu niet.
Sam richt zich tot de man.
“We zouden toch tot een vergelijk moeten kunnen komen.” Ze aarzelt, heel even, en voegt er “Vader” aan toe.
Hij neemt een slok van zijn glas wijn voor hij antwoordt.
“Professor, u schendt de natuurwetten zelf met uw onderzoek. Hoe verwacht u dat de Kerk dit kan steunen?”
“Ik verwacht dat geleerde mensen zich geleerd gedragen. Ons onderzoek zou de meest voorkomende erfelijke aandoeningen kunnen genezen.”
“Maar tegen welke prijs?”
Ik slik het laatste van mijn water door.
“Mama, mag ik gaan slapen?”
Beide vrouwen kijken me glimlachend aan, waardoor ze de hand van de man niet omhoog zien gaan. Ze schrikken harder dan ik bij de klap op tafel.
“Kun je niet tellen, kind?” Als hij niet zo bleek zou zijn, was hij waarschijnlijk rood aangelopen. “Wil je ons hier met drie aan tafel laten zitten? Wens je ons zo'n ongeluk toe?”
Mijn ouders reageren op hetzelfde moment. “Vader!”
Sam legt een hand op mijn knie; Leta wendt zich tot de geestelijke.
“Dit is nog steeds ons huis. Wij hebben u alle respect bewezen en al uw rituelen gevolgd. Maar u moet niet denken dat u tegen mijn dochter kan roepen...” De andere hand van Sam verdwijnt onder de tafel. Ik weet wat ze wil doen, wat ze wil tegenhouden. Het is te laat. “... om uw kinderlijke bijgeloof te verzadigen.”
In de geschokte stilte schuift Leta haar stoel achteruit. “Kom, Kassandra.”
Ik ga naar Sam. Ze drukt een kus op mijn lippen gaat met haar vingers door mijn haar. “Slaap zacht, meisje.”
Zonder aarzelen stap ik naar de bleke man en steek mijn hand uit. Hij kijkt me aan, ernstig, maar niet vijandig. Toch doen zijn rode ogen een rilling langs mijn ruggengraat lopen.
“Goede nacht, Vader Tiron.”
“Goede nacht, Kassandra.”
“Kas?”
Ik trek mijn ogen moeizaam open en kijk naar de stem die me gewekt heeft.
“Sorry, mama.”
Normaal noem ik haar Sam, maar vanavond moet ik doen wat iedereen doet. De reden is de man die tegenover me aan tafel zit. Hij kijkt me met een lichte frons aan.
“Noem je dat respect voor je ouderen, meisje?”
De andere vrouw werpt hem een minachtende blik toe, maar zegt “Heb je nog honger, liefje?”
Ik schud mijn hoofd.
“Drink je water op”, zegt ze vriendelijk. Haar noem ik normaal Leta.
“Ja, mama.” Nu niet.
Sam richt zich tot de man.
“We zouden toch tot een vergelijk moeten kunnen komen.” Ze aarzelt, heel even, en voegt er “Vader” aan toe.
Hij neemt een slok van zijn glas wijn voor hij antwoordt.
“Professor, u schendt de natuurwetten zelf met uw onderzoek. Hoe verwacht u dat de Kerk dit kan steunen?”
“Ik verwacht dat geleerde mensen zich geleerd gedragen. Ons onderzoek zou de meest voorkomende erfelijke aandoeningen kunnen genezen.”
“Maar tegen welke prijs?”
Ik slik het laatste van mijn water door.
“Mama, mag ik gaan slapen?”
Beide vrouwen kijken me glimlachend aan, waardoor ze de hand van de man niet omhoog zien gaan. Ze schrikken harder dan ik bij de klap op tafel.
“Kun je niet tellen, kind?” Als hij niet zo bleek zou zijn, was hij waarschijnlijk rood aangelopen. “Wil je ons hier met drie aan tafel laten zitten? Wens je ons zo'n ongeluk toe?”
Mijn ouders reageren op hetzelfde moment. “Vader!”
Sam legt een hand op mijn knie; Leta wendt zich tot de geestelijke.
“Dit is nog steeds ons huis. Wij hebben u alle respect bewezen en al uw rituelen gevolgd. Maar u moet niet denken dat u tegen mijn dochter kan roepen...” De andere hand van Sam verdwijnt onder de tafel. Ik weet wat ze wil doen, wat ze wil tegenhouden. Het is te laat. “... om uw kinderlijke bijgeloof te verzadigen.”
In de geschokte stilte schuift Leta haar stoel achteruit. “Kom, Kassandra.”
Ik ga naar Sam. Ze drukt een kus op mijn lippen gaat met haar vingers door mijn haar. “Slaap zacht, meisje.”
Zonder aarzelen stap ik naar de bleke man en steek mijn hand uit. Hij kijkt me aan, ernstig, maar niet vijandig. Toch doen zijn rode ogen een rilling langs mijn ruggengraat lopen.
“Goede nacht, Vader Tiron.”
“Goede nacht, Kassandra.”
dinsdag, maart 03, 2009
Te paard en in de lucht
Het voelt vreemd bekend aan, een weerspiegeling van vergeten herinneringen, die samen een beeld vormen dat mij geen enkele houvast biedt. Wat gaat komen kan ik er wel door vermoeden. Hoe de toekomst, in mijn geest gebeiteld, te veranderen leert het me nooit.
Zo rijd ik weer ten aanval tegen onverzettelijke gebouwen; de man op zijn ezel houdt me niet meer tegen, hij kijkt, vermaakt, vermoeid, klaar om me op te rapen nadat ik ineen ben gezegen tegen de buitenmuren.
Verder geraak ik niet. Gezette zinnen en alle liefde ten spijt.
De zekerheid van de onzekerheid is mijn steun, de standvastigheid van de eenzaamheid mijn deken.
En zo wentel ik, omgeven door helpende handen en sussende stemmen, zo wentel ik verder, verstoken van een toekomst die niet op het verleden lijkt.
Maar daar kan ik mee leven, zolang het verleden niet op de toekomst zal lijken.
Zo rijd ik weer ten aanval tegen onverzettelijke gebouwen; de man op zijn ezel houdt me niet meer tegen, hij kijkt, vermaakt, vermoeid, klaar om me op te rapen nadat ik ineen ben gezegen tegen de buitenmuren.
Verder geraak ik niet. Gezette zinnen en alle liefde ten spijt.
De zekerheid van de onzekerheid is mijn steun, de standvastigheid van de eenzaamheid mijn deken.
En zo wentel ik, omgeven door helpende handen en sussende stemmen, zo wentel ik verder, verstoken van een toekomst die niet op het verleden lijkt.
Maar daar kan ik mee leven, zolang het verleden niet op de toekomst zal lijken.
donderdag, februari 26, 2009
Introspectie
Het laatste stukje voor een tijd, waarschijnlijk, maar dit wordt weldegelijk vervolgd.
Terwijl Leta de ladder opklimt, hou ik me zo stil mogelijk. De lussen van de rugzak snijden in mijn dijen en in mijn schouder klopt mijn hart. Maar mijn ouders zijn dood en de enige persoon die ik kan vertrouwen heeft hen vermoord. Tranen wellen op in mijn ogen en in de waas zie ik hun gezichten. Ze hebben iedereen verraden. Ik snik. Ze hebben iedereen verraden voor mij.
“Gaat het nog, Kas?” We staan op het dak.
“Ja.” De tranen klinken door in mijn stem en Leta blijft staan.
De woede vlamt in me op. “Ga door!” Ik kan niet zwak zijn. Drie doden door mij. Ik moet het waard zijn.
Leta rent over het dak langs de steeg, de roofing stil onder haar voeten. In het oosten, recht voor ons, wordt de hemel lichter. Aan het einde van de steeg stoppen we. Ik plaats mijn handen op haar schouders en kijk het lege, platte dak rond.
“Zijn we te laat?”
Ze draait haar hoofd naar me toe en legt een hand op de mijne. “Nee.”
Ik speur het dak drie keer af voor ik iets vreemds zie, nog een keer voor ik besef dat het veel te koud is om de lucht te zien trillen van de hitte.
“Daar”, wijs ik.
Leta wandelt naar de trilling en zegt “Donder.”
“Flits.” Plots leunt een man tegen de cockpit van een microhelikopter vlak voor ons, zijn rechterhand op het instrumentenpaneel. Leta knielt om me uit de rugzakriemen te laten stappen en ik herinner me de simpele camouflagetechnieken – hologrammen en temperatuurbatterijen – die zelfs op een tuig zo klein als de helikopter zitten Er is plaats voor maar drie passagiers, naast elkaar achter de piloot. Eén enkele driehoekige vleugel omvat de zitplaatsen. Op de hoeken zitten rotoren, elk blad amper langer dan mijn arm.
“Tiron, dit is Kassandra, mijn nicht.”
Ik scheur mijn blik weg van de microhelikopter en kijk in de rode ogen van de bleke man. Ze stralen geen vijandigheid uit, enkel ernst, maar terwijl die ogen in de mijne boren, kruipt er een rilling langs mijn ruggengraat.
“Kas, dit is Tiron, technicus en piloot.”
Hij draait zich om en begint in te stappen. “Jullie zijn laat. We vertrekken onmiddellijk. Hoe hoger de zon, hoe lager onze kansen.”
We vertrekken, onder de radar, boven de daken. Ik val in slaap voor de zon boven de daken uit komt.
Terwijl Leta de ladder opklimt, hou ik me zo stil mogelijk. De lussen van de rugzak snijden in mijn dijen en in mijn schouder klopt mijn hart. Maar mijn ouders zijn dood en de enige persoon die ik kan vertrouwen heeft hen vermoord. Tranen wellen op in mijn ogen en in de waas zie ik hun gezichten. Ze hebben iedereen verraden. Ik snik. Ze hebben iedereen verraden voor mij.
“Gaat het nog, Kas?” We staan op het dak.
“Ja.” De tranen klinken door in mijn stem en Leta blijft staan.
De woede vlamt in me op. “Ga door!” Ik kan niet zwak zijn. Drie doden door mij. Ik moet het waard zijn.
Leta rent over het dak langs de steeg, de roofing stil onder haar voeten. In het oosten, recht voor ons, wordt de hemel lichter. Aan het einde van de steeg stoppen we. Ik plaats mijn handen op haar schouders en kijk het lege, platte dak rond.
“Zijn we te laat?”
Ze draait haar hoofd naar me toe en legt een hand op de mijne. “Nee.”
Ik speur het dak drie keer af voor ik iets vreemds zie, nog een keer voor ik besef dat het veel te koud is om de lucht te zien trillen van de hitte.
“Daar”, wijs ik.
Leta wandelt naar de trilling en zegt “Donder.”
“Flits.” Plots leunt een man tegen de cockpit van een microhelikopter vlak voor ons, zijn rechterhand op het instrumentenpaneel. Leta knielt om me uit de rugzakriemen te laten stappen en ik herinner me de simpele camouflagetechnieken – hologrammen en temperatuurbatterijen – die zelfs op een tuig zo klein als de helikopter zitten Er is plaats voor maar drie passagiers, naast elkaar achter de piloot. Eén enkele driehoekige vleugel omvat de zitplaatsen. Op de hoeken zitten rotoren, elk blad amper langer dan mijn arm.
“Tiron, dit is Kassandra, mijn nicht.”
Ik scheur mijn blik weg van de microhelikopter en kijk in de rode ogen van de bleke man. Ze stralen geen vijandigheid uit, enkel ernst, maar terwijl die ogen in de mijne boren, kruipt er een rilling langs mijn ruggengraat.
“Kas, dit is Tiron, technicus en piloot.”
Hij draait zich om en begint in te stappen. “Jullie zijn laat. We vertrekken onmiddellijk. Hoe hoger de zon, hoe lager onze kansen.”
We vertrekken, onder de radar, boven de daken. Ik val in slaap voor de zon boven de daken uit komt.
vrijdag, februari 20, 2009
Gelijk (vervolg)
Het vervolg van dit, uiteraard.
De ladder is te ver. Ik kijk achterover en zie het licht van drie zaklampen. Drie schoten weerkaatsen tussen de muren. Ik kijk opnieuw achterover en zie de zaklampen op de grond liggen. Zes nieuwe nemen hun plaats in. Kint vuurt zijn laatste twee kogels af, voor hij een oerkreet uitstoot die abrupt wordt afgebroken door het elektrisch geknetter van vier tasers.
Kasper, Sam en nu Kint. We kunnen het ons niet veroorloven. Ik druk mijn nagels diep in mijn handpalmen. Boven mij is er een brandtrap.
“Hou je stevig vast.”
Ik ren anderhalve meter omhoog tegen de muur onder de brandtrap en zet mij af. Ik draai me in de vlucht om en zo dicht mogelijk bij de andere muur, palmen en zolen er plat tegen, spring ik terug. Dan weer op de andere muur. Onze hoofden scheren rakelings langs de onderkant van het metalen platform van de brandtrap. Ik spring en grijp naar de reling. Mijn hand komt te hard neer en wordt teruggeslagen. Ik grijp met rechts en pak tussen twee spijlen door. Mijn maag trekt samen en mijn hart mist een slag. We vallen. De kasseien zijn vier meter lager. Kassandra slaakt een gesmoorde kreet en we hangen stil in de lucht. Ik grijp de spijlen vast, net boven haar wegglijdende vingers, en klim op het platform. De zaklampen lijken tevreden met het offer en blijven aan het begin van de steeg.
“Je bent een moedig meisje, weet je dat?”
Ze ademt gejaagd, haar lichaam volledig gespannen. Ik draai mijn hoofd zo ver ik kan en zie een lijkbleek gezicht en een betraand oog. Snel ga ik door mijn knieën en laat haar uit de schouderriemen stappen. Dan pas zie ik de onnatuurlijke hoek van haar arm. Ontwricht. Ik maak mijn leren riem los en vouw het dubbel.
“Ga zitten en bijt hierop.”
“Ik zal niet roepen.”
Ik glimlach en leg een hand tegen haar wang. “Dat weet ik, Kas. Het is zodat je je tanden niet kapot bijt.”
Ze kijkt me een beetje angstig aan, maar neemt de riem en zet haar tanden in het leer.
“Dit gaat even pijn doen, maar het is zo voorbij.” Ik plaats één knie tegen haar sleutelbeen en zet mijn handen rond haar schouder, vingers op haar bovenarm. Zonder veel kracht uit te oefenen plopt haar arm terug in de kom. Kassandra gilt, heel hoog, maar zeer kort. Ik zet een stap naar achter. Ze staat op en gaat met een mouw over haar ogen. Een druppel bloed, van haar of van Kint, laat een donkere streep achter onder haar linkeroog.
Ze kijkt me dankbaar aan. Ik zeg niets, kijk naar de tandafdrukken op mijn riem en het bloed op haar gezicht. Gisteren een vrolijk meisje van acht jaar, vandaag een wees en een vechter, morgen een soldaat. Een misselijk schuldgevoel stijgt op vanuit mijn maag. Moeizaam slik ik het weg. Ze klimt terug in mijn schouderriemen en terwijl het lichaam van Kint ruw in een koffer wordt gegooid, klim ik naar het dak.
De ladder is te ver. Ik kijk achterover en zie het licht van drie zaklampen. Drie schoten weerkaatsen tussen de muren. Ik kijk opnieuw achterover en zie de zaklampen op de grond liggen. Zes nieuwe nemen hun plaats in. Kint vuurt zijn laatste twee kogels af, voor hij een oerkreet uitstoot die abrupt wordt afgebroken door het elektrisch geknetter van vier tasers.
Kasper, Sam en nu Kint. We kunnen het ons niet veroorloven. Ik druk mijn nagels diep in mijn handpalmen. Boven mij is er een brandtrap.
“Hou je stevig vast.”
Ik ren anderhalve meter omhoog tegen de muur onder de brandtrap en zet mij af. Ik draai me in de vlucht om en zo dicht mogelijk bij de andere muur, palmen en zolen er plat tegen, spring ik terug. Dan weer op de andere muur. Onze hoofden scheren rakelings langs de onderkant van het metalen platform van de brandtrap. Ik spring en grijp naar de reling. Mijn hand komt te hard neer en wordt teruggeslagen. Ik grijp met rechts en pak tussen twee spijlen door. Mijn maag trekt samen en mijn hart mist een slag. We vallen. De kasseien zijn vier meter lager. Kassandra slaakt een gesmoorde kreet en we hangen stil in de lucht. Ik grijp de spijlen vast, net boven haar wegglijdende vingers, en klim op het platform. De zaklampen lijken tevreden met het offer en blijven aan het begin van de steeg.
“Je bent een moedig meisje, weet je dat?”
Ze ademt gejaagd, haar lichaam volledig gespannen. Ik draai mijn hoofd zo ver ik kan en zie een lijkbleek gezicht en een betraand oog. Snel ga ik door mijn knieën en laat haar uit de schouderriemen stappen. Dan pas zie ik de onnatuurlijke hoek van haar arm. Ontwricht. Ik maak mijn leren riem los en vouw het dubbel.
“Ga zitten en bijt hierop.”
“Ik zal niet roepen.”
Ik glimlach en leg een hand tegen haar wang. “Dat weet ik, Kas. Het is zodat je je tanden niet kapot bijt.”
Ze kijkt me een beetje angstig aan, maar neemt de riem en zet haar tanden in het leer.
“Dit gaat even pijn doen, maar het is zo voorbij.” Ik plaats één knie tegen haar sleutelbeen en zet mijn handen rond haar schouder, vingers op haar bovenarm. Zonder veel kracht uit te oefenen plopt haar arm terug in de kom. Kassandra gilt, heel hoog, maar zeer kort. Ik zet een stap naar achter. Ze staat op en gaat met een mouw over haar ogen. Een druppel bloed, van haar of van Kint, laat een donkere streep achter onder haar linkeroog.
Ze kijkt me dankbaar aan. Ik zeg niets, kijk naar de tandafdrukken op mijn riem en het bloed op haar gezicht. Gisteren een vrolijk meisje van acht jaar, vandaag een wees en een vechter, morgen een soldaat. Een misselijk schuldgevoel stijgt op vanuit mijn maag. Moeizaam slik ik het weg. Ze klimt terug in mijn schouderriemen en terwijl het lichaam van Kint ruw in een koffer wordt gegooid, klim ik naar het dak.
donderdag, januari 08, 2009
Ook in de bladspiegel zie ik mezelf
Vergeef me
Vergeef me mijn zin
Vergeef me mijn zonden
Vergeef me wat je nooit kan
Vergeven of vergeten
Of verlaten
Verlaat mijn zonden
Verlaat mijn zin
Verlaat mij
Steun mij
Vergeef me mijn zin
Steun mijn idee
Vergeef me mijn zonden
Steun mijn idealen
Vergeef me wat je nooit kan
Steun mij in al wat je ooit kan
Vergeven of vergeten
Steunen of stutten
Of verlaten
Of stoppen
Verlaat mijn zonden
Stop mijn idealen
Verlaat mijn zin
Stop mijn idee
Verlaat mij
Stop mij
zaterdag, januari 03, 2009
Gelijk
Een vervolg op dit stukje; wordt mogelijk nog sterk aangepast onder druk van mijn redacteur...
[edit 20090105: Nu met nieuwe aanpassingen!]
Met een lichte klik trek ik de zware, betraliede voordeur in het slot. Kassandra zit op mijn rug, haar benen door de lussen van de rugzak. Ze zegt niets en past haar ademhaling aan de mijne aan. Acht jaar oud, tien minuten wees – door mijn hand – ik voel me niet op mijn gemak. Vijftig meter verder is een steegje. Mijn adem wolkt wit in de kilte van de ochtendschemering. We slaan de hoek om. De steeg is amper twee meter breed, meer dan honderd keer zo lang. Op het einde van die duisternis is er een ladder.
Een haan wordt gespannen. “Geef me het meisje.”
We steken onze handen in de lucht. Ik fluister “Vraag hoe laat het is zodra ik stilsta” en draai me om. Kassandra rilt op mijn rug.
Ik zet vier stappen terug naar de straat en stop tegenover de man die met één hand, haast nonchalant, een revolver op ons richt. Zijn gezicht is verborgen in de schaduwen van de steeg, maar ik zie zijn ogen, donker en hard, behoedzaam op mij gericht.
“Heeft u het uur, toevallig?” vraagt Kas in een zoetgevooisde stem. Ik voel haar benen bengelen op het ritme van haar stem.
De fractie van een seconde dat zijn blik naar het meisje gaat, grijp ik zijn pols vast en dwing zijn wapen naar boven. Een enkel schot doet baksteenschilfers op ons neerregenen. Het volgende moment liggen we op de kasseien. De lucht wordt met een hoorbare zucht uit de longen van Kassandra geperst. Zijn handen en mijn handen zijn rond de revolver geklemd. Onze gezichten zijn millimeters van elkaar en ik herken de hoekige jukbeenderen en het zware voorhoofd.
“Ze is niet jullie probleem, Kint.”
“Ze is een risico, en je broertje heeft wel laten zien dat jullie niet zo betrouwbaar zijn.” Ik beuk met mijn voorhoofd op zijn neus, hard en kwaad. Hij deinst heel even terug en ik krijg mijn knie in zijn buik, mijn scheenbeen tegen zijn kruis, en gooi hem van ons af. Mijn benen blokkeren zijn dijen, zijn rug drukt tegen de stenen. We worstelen om de revolver boven onze hoofden.
“Idioot! Enkel zij worden hier beter van!”
Hij gromt. “En wat als er nog als Kasper zijn? Wat als zij haar vast krijgen?”
Het meisje op mijn rug verplaatst haar gewicht. Als ze spreekt hoor ik staal in haar stem.
“Zwijg over mijn vader.” Voor ik besef wat ze wil doen, zie ik een half gekartelde dolk – mijn dolk – net onder zijn ribben verdwijnen. Hij schreeuwt. Kas draait de dolk een kwartslag en trekt het eruit. Ik ril. Hij schreeuwt. Pas als ik opsta, zijn revolver in mijn hand, zwijgt hij.
Sirenes komen dichter.
“Ren”, zegt hij.
Ik geef hem zijn wapen en steek mijn dolk terug in de schede aan mijn enkel. “Sorry, Kint.”
“Ren!”
De sirenes zijn gestopt, dichtbij. Ik ren.
[edit 20090105: Nu met nieuwe aanpassingen!]
Met een lichte klik trek ik de zware, betraliede voordeur in het slot. Kassandra zit op mijn rug, haar benen door de lussen van de rugzak. Ze zegt niets en past haar ademhaling aan de mijne aan. Acht jaar oud, tien minuten wees – door mijn hand – ik voel me niet op mijn gemak. Vijftig meter verder is een steegje. Mijn adem wolkt wit in de kilte van de ochtendschemering. We slaan de hoek om. De steeg is amper twee meter breed, meer dan honderd keer zo lang. Op het einde van die duisternis is er een ladder.
Een haan wordt gespannen. “Geef me het meisje.”
We steken onze handen in de lucht. Ik fluister “Vraag hoe laat het is zodra ik stilsta” en draai me om. Kassandra rilt op mijn rug.
Ik zet vier stappen terug naar de straat en stop tegenover de man die met één hand, haast nonchalant, een revolver op ons richt. Zijn gezicht is verborgen in de schaduwen van de steeg, maar ik zie zijn ogen, donker en hard, behoedzaam op mij gericht.
“Heeft u het uur, toevallig?” vraagt Kas in een zoetgevooisde stem. Ik voel haar benen bengelen op het ritme van haar stem.
De fractie van een seconde dat zijn blik naar het meisje gaat, grijp ik zijn pols vast en dwing zijn wapen naar boven. Een enkel schot doet baksteenschilfers op ons neerregenen. Het volgende moment liggen we op de kasseien. De lucht wordt met een hoorbare zucht uit de longen van Kassandra geperst. Zijn handen en mijn handen zijn rond de revolver geklemd. Onze gezichten zijn millimeters van elkaar en ik herken de hoekige jukbeenderen en het zware voorhoofd.
“Ze is niet jullie probleem, Kint.”
“Ze is een risico, en je broertje heeft wel laten zien dat jullie niet zo betrouwbaar zijn.” Ik beuk met mijn voorhoofd op zijn neus, hard en kwaad. Hij deinst heel even terug en ik krijg mijn knie in zijn buik, mijn scheenbeen tegen zijn kruis, en gooi hem van ons af. Mijn benen blokkeren zijn dijen, zijn rug drukt tegen de stenen. We worstelen om de revolver boven onze hoofden.
“Idioot! Enkel zij worden hier beter van!”
Hij gromt. “En wat als er nog als Kasper zijn? Wat als zij haar vast krijgen?”
Het meisje op mijn rug verplaatst haar gewicht. Als ze spreekt hoor ik staal in haar stem.
“Zwijg over mijn vader.” Voor ik besef wat ze wil doen, zie ik een half gekartelde dolk – mijn dolk – net onder zijn ribben verdwijnen. Hij schreeuwt. Kas draait de dolk een kwartslag en trekt het eruit. Ik ril. Hij schreeuwt. Pas als ik opsta, zijn revolver in mijn hand, zwijgt hij.
Sirenes komen dichter.
“Ren”, zegt hij.
Ik geef hem zijn wapen en steek mijn dolk terug in de schede aan mijn enkel. “Sorry, Kint.”
“Ren!”
De sirenes zijn gestopt, dichtbij. Ik ren.
Abonneren op:
Posts (Atom)